Eenzame uitvaart #161, Amsterdam

Eenzame uitvaart nummer 161
N.N., gevonden in het IJ
begraafplaats St. Barbara, donderdag 11 april, 15.30 uur
dichter van dienst: Jannah Loontjens

Het was me ontgaan, maar eind januari maakten diverse media melding van de vondst van een pakket met menselijke resten. Als meneer Van Bokhoven belt om de uitvaart te melden zegt hij erbij dat er weinig op te schrijven valt. Hij vertelt in extenso wat er te vertellen valt. ‘Ik google het verder wel,’ ontsla ik hem van verdere verplichtingen.

30 januari 2013: ‘Er is woensdag een lichaam gevonden in het IJ bij de NDSM-werf.
Een voorbijganger meldde rond kwart over tien dat er een verdacht pakket zou liggen in het water bij de Ms. van Riemsdijkweg. De politie kwam om een inschatting te maken van de situatie en ‘s middags gingen er duikers van het arrestatieteam het water in om het pakket te bergen. In het pakket zat, volgens de politie, ‘vermoedelijk een deel of delen van een stoffelijk overschot’. Meer kan de politie verder niet over de vondst kwijt. Sectie op de vondst moet uitwijzen of er sprake is van een misdrijf. Op foto’s die AT5 van een ooggetuige opgestuurd kreeg, zien we behalve veel politie een brancard en een lijkwagen.’

Daaronder vind ik: ‘Op 31 januari werd er een plastic zak met witte gymschoenen met blauwe veters gevonden in de buurt van de vindplaats van het pakket.’ Met daarbij een foto van de schoenen.

‘AMSTERDAM – In het pakket dat woensdagochtend werd aangetroffen in het IJ blijkt het lichaamsdeel van een man te zitten. Het lichaamsdeel zat verpakt in een blauwe plastic zak en was ongeveer 1.20 bij 0.5 meter. De politie doet nog geen mededelingen over wat voor lichaamsdeel het is. Sectie wordt vrijdagmiddag uitgevoerd.

De politie is op zoek naar getuigen. Met name naar mensen die het pakket eerder al in het IJ hebben zien drijven. Ook zou iemand gezien kunnen hebben dat het pakket in het water werd gegooid.’

‘Ruim een week na de vondst van een mannelijke romp in het IJ in Amsterdam heeft de politie zes tips binnengekregen over de moordzaak. De identiteit van het slachtoffer is nog onbekend, meldde een politiewoordvoerster donderdag. De politie heeft deze week in verschillende opsporingsprogramma’s op televisie aandacht gevraagd voor de zaak. Achter het Centraal Station staan tot volgende week woensdag matrixborden waarmee de politie passagiers van de veerdiensten over het IJ vraagt om tips door te geven. In Opsporing Verzocht en vergelijkbare programma’s op AT5 en TV Noord-Holland toonde de politie het blauwe plastic pakket waarin het lichaam zonder armen, benen en hoofd was verpakt. De politie hoopt dat mensen de verpakking herkennen en vorige week in het water hebben zien drijven. De romp is vorige week woensdag 30 januari gevonden door een voorbijganger ter hoogte van de NDSM-werf aan de oever van Amsterdam-Noord. Sindsdien zijn geen andere lichaamsdelen gevonden.

Op 25 februari meldt de Volkskrant: ‘Vijf marineduikers zoeken maandag in het IJ in Amsterdam naar lichaamsdelen die horen bij de mannelijke romp die op 30 januari in het water is gevonden ter hoogte van de NDSM-werf. De marine zet hoogwaardige sonarapparatuur in bij de grote zoekactie. ‘Met een op afstand bestuurbare onderwaterrobot brengt het marinepersoneel de bodem in kaart zodat duikers gericht kunnen gaan zoeken naar verdachte objecten’, zegt een woordvoerster van het ministerie van Defensie.
Het duikpeloton opereert vanaf een vaartuig dat speciaal daarvoor is uitgerust. ‘De duikers gaan zo snel mogelijk het water in zodra het zoekgebied in kaart is gebracht.’ De zegsvrouw kan niet zeggen hoe lang de zoekactie in beslag neemt.

Na een tip van een voorbijganger vond de politie eind januari een blauw plastic pakket in het IJ waarin een lichaam zonder armen, benen en hoofd was verpakt. De politie vroeg daarna in verschillende opsporingsprogramma’s op televisie aandacht voor de moordzaak. De identiteit van het slachtoffer is tot op heden niet bekend bij de politie.
De marine zoekt op twee locaties in de omgeving van de NDSM-werf. Op basis van onderzoek naar de stroming in het IJ vermoedt de politie dat het pakket niet ver is afgedreven voordat het werd gevonden. Volgens een politiewoordvoerster is de tweede zoeklocatie gebaseerd op getuigenverklaringen. ‘We hebben reden dat ook daar iets kan liggen. De twee zoeklocaties liggen niet ver uit elkaar’, zegt ze.

De politie in Amsterdam tast in het duister over mogelijke scenario’s achter het misdrijf. ‘Het lijkt wellicht op een afrekening in het criminele milieu, maar wij houden alle opties en motieven open. We houden rekening met de mogelijkheid dat het slachtoffer nog niet als vermist staat opgegeven. We roepen daarom iedereen op goed na te denken of ze iemand in hun omgeving kennen die recentelijk plotseling uit beeld is verdwenen.’

Op dinsdag 26 februari meldt een persbericht: ‘Geen lichaamsdelen gevonden bij zoekactie in IJ. Bij een grote zoekactie in het IJ in Amsterdam hebben de politie en marine maandag geen lichaamsdelen aangetroffen. Wel vonden marineduikers op de bodem van het IJ een auto en een bestelbusje. Onderzoek moet uitwijzen of het geborgen autowrak iets met de op 30 januari gevonden mannelijke romp te maken heeft.
De politie heeft het bestelbusje op de bodem van het IJ laten liggen. De zoekactie bij de NDSM-werf is volgens een politiewoordvoerster afgerond. Het is volgens haar nog niet bekend of er binnenkort nog eentje volgt. Samen met de politie zochten vijf marineduikers in het water bij de NDSM-werf tevergeefs naar armen, benen en een hoofd die bij de romp horen. De marine zette hierbij hoogwaardige sonarapparatuur in.
Met een op afstand bestuurbare onderwaterrobot bracht het marinepersoneel de bodem in kaart zodat duikers gericht konden zoeken naar verdachte objecten. Het duikpeloton opereerde vanaf een vaartuig dat speciaal daarvoor is uitgerust.’

Daarna wordt het stil, tot Van Bokhoven op vrijdag 5 april belt dat de romp begraven gaat worden. De maandag daarop tref ik een klein berichtje in Het Parool, waarin de politie bekend maakt dat de romp inderdaad begraven gaat worden, en dat het programma Opsporing Verzocht dinsdagavond nogmaals aandacht gaat besteden aan de zaak. Die dinsdagavond kijk ik televisie. Eerst toont men de romp in ingepakte staat. Zulke vuilniszakken heb ik ook, op mijn atelier, van datzelfde bruine verpakkingstape. Dan vertelt men dat de aanstonds getoonde beelden schokkend kunnen zijn. Dan komt de romp zelf in beeld, hij ziet er eigenlijk nog heel goed uit, fors gebouwd, stevig, bedekt met donkere haren, een streep over het lichaam, alsof hij een te strakke onderbroek gedragen heeft. Een eventuele penis is zorgvuldig buiten beeld gehouden.

Schokkende beelden. En er is iets met zijn nieren, hoefijzervormige vergroeiingen, er zijn nierstenen aangetroffen, daarbinnen. Ook weet men, of vermoedt men, dat de man lichte ogen had, lichtblauw of lichtgroen. Hij zou van Oost-Europese afkomst zijn.

Donderdag. Grijs, koud, nattig herfstweer. De lente weigert zich te vertonen dit jaar, ja, ergens begin maart is het één dag zomer geweest, één dag. Ik ga wat vroeger dan gebruikelijk op weg: er schijnt nogal wat pers op de uitvaart af te komen. De politie hoopt via de weg van de ruchtbaarheid alsnog achter de identiteit van de romp te komen. RTV-NH zal komen, een hoop vertegenwoordigers van de schrijvende pers, die hebben ook allemaal een fotograaf bij zich. Ik ben met Bert Kiewik overeengekomen dat de begraafplaats openbaar terrein is, dat men buiten naar hartenlust mag fotograferen en filmen, maar ze komen de aula niet in: de dienst zal de dienst zijn. Schrijvende pers mag mee naar binnen, vermits men zich gedraagt zoals dat van een begrafenisbezoeker verwacht mag worden. Tot op het laatst aarzel ik over mijn muziekkeuze. Uiteindelijk steek ik twee cd’s bij me, de nieuwe Depeche Mode, Delta Machine en Nick Cave: Push The Sky Away.

Als ik aankom, staat er al een groepje te kleumen voor de aula, de dragers groepen samen bij de poort, roepen vrolijk goedemiddag, een maakt er een grapje dat ik vandaag niets hoef te zeggen, ‘want we weten niet wie het is’, bij de aula de mannen met de camera’s, die altijd iets grimmigs hebben. Ik vertel de jongen van RTV-NH dat hij gerust in de koffiekamer op de afloop kan gaan wachten, dan hoeft hij niet zo moeilijk in de regen te staan. Op de deuren van de aula, die wijd openstaan, hangen keurige printjes die melden dat camera’s in de aula niet zijn toegestaan. Twee rechercheurs van de politie, een man en een vrouw, we schudden handen. Een twaalfjarig meisje met rood haar zegt dat ze journalist van de METRO is, ‘u weet wel, dat is die gratis krant’. Ze vraagt of haar fotograaf, de grimmigste van het stel, mij straks nog even apart mag fotograferen. De fotograaf, een kortgeknipte grijzende vijftiger – maar hij heeft tenminste al zijn haar nog – begint prompt een betoog over hoe gek het is dat de politie maximaal aandacht voor deze zaak wil en dat je dan verdorie niet in die aula mag fotograferen, want dat gebeurt met alle respect, alle respect, benadrukt hij. Er is niemand die zo respectvol de camera hanteert als hij. Hij is heel dicht bij me komen staan. Als ik zo discreet mogelijk een stapje terug doe, zet hij ook weer een stap naar voren. Hij kijkt me doordringend aan. Hij vindt zelf, dat hij een punt heeft.

Een mevrouw van de NRC, we hebben eerder deze week gemaild, ze wilde graag een jaarverslag van de Stichting ontvangen, het zou vooral een algemeen artikel worden, dacht ze. Een gezette heer met wit, achterovergekamd haar, ik geef hem voor de zekerheid ook maar een hand, hij mompelt een naam die ik niet versta. De lijkwagen komt, met de romp erin. Die is in een kist van normale afmetingen geplaatst, dat oogt wel zo prettig. Jannah Loontjens, de dichter van dienst, arriveert. Ze trekt haar wenkbrauwen licht op als ze ziet hoeveel belangstelling er is voor deze uitvaart. Later vertelt ze dat de NRC journalist ook haar vanochtend heeft gebeld, met heel veel vragen, sorry zegt ze, ik heb misschien een beetje geïrriteerd geantwoord. ‘Ik ben geen journalist, ik probeer gewoon deze man een zo waardig mogelijk afscheid te bezorgen.’ Ik zeg dat dit mij een uitstekend antwoord lijkt. Bert Kiewik en Ton van Bokhoven in hun witte dienstauto. John Schoorl van de Volkskrant komt als laatste aan. We gaan naar binnen.

‘Tree don’t care, what the little bird sings…And we know who you are, and we know where you live, and we know there’s no need to forgive…’ John Schoorl schuift naast me, op de derde rij, de bankjes in. ‘Ik weet nog uit mijn tijd dat ik als verslaggever voor NOVA werkte,’ begint hij, maar ik onderbreek hem door mijn vinger op mijn lippen te leggen: de dienst is begonnen. Hij zwijgt. Als hij beweegt, hoor je zijn leren jasje kraken. En hij beweegt nogal veel. Maakt notities. Zet een bril op en weer af. Legt zijn blok weg. Haalt zijn blok weer tevoorschijn, gaat eens verzitten. De uitvaartleidster komt naar voren en vertelt dat we hier bijeengekomen zijn om een mens te gedenken, in woorden, met muziek. Die frase heb ik haar even tevoren geleerd. ‘Zal ik u aankondigen?’ had ze aan Jannah gevraagd. ‘Ik heb zoiets nog nooit bij de hand gehad.’ De meeste uitvaartleiders dan zeggen zoiets, over gedenken met woorden en muziek.

Jannah is aangekondigd en leest haar gedicht voor, ernstig, toegewijd, traag. Ik zie de rechercheurs op de voorste rij instemmend knikken.

Bij de begrafenis van de romp
van een onbekende, zeer waarschijnlijk Oost-Europese, man.

Geboren worden we. Sterven zullen we. En toch,
er is meer dat we delen, onbekende man. Ook jij
kende spijt en hebt verlangd. Geknipperd, gesmakt,
gehijgd, gevreesd en gehuild, neem ik aan. Ook jij

droeg een shirt van C&A. Ook jij speelde als kind. Rende.
Verstopte. Ook jij begon eraan. De tocht die het leven heet.
Welke aarzeling. Welke schaamte. Welke bluf of belofte.
Welk misverstand was je ontgaan. Welke stap zou leiden naar.

Van hoofd en ledematen ontdaan. Afgehakt of gezaagd.
Of je nog leefde toen je eerste arm, of was het je been.
Of je ogen, waarschijnlijk helblauwe ogen. Of ze zagen.
Of dat het hoofd al niet meer. Enkel je romp als getuige.

Je schouders ribben heupen in plastic verpakt in het IJ
gesmeten. Nog in tact, het patroon van de haartjes
op je buik en borst. We weten niets van jou, onbekende man,
amper iets van je dood niets van je leven. Ook jij

wenste eervol te eindigen, neem ik aan. Zoals elk mens
dat wenst. Niet zanikend. Niet kwijlend strompelend
schijtend. Niet in stukken gehakt. Dat niet. Niet in plastic
met tape dichtgeplakt in vuil water achtergelaten. Dat niet.

We gaan je vandaag begraven. We herdenken een leven
dat van jou had kunnen zijn. Mogelijk van jou. Mogelijk
anders. Altijd anders dan het was dan het mogelijk
had kunnen zijn. We gaan je begraven. We begraven

je romp. Je hart. Je longen. We begraven je maag en je milt.
We begraven je lever en je blaas. We begraven je vergroeide
nier. We bedenken de rust voor de benen die niet meer hoeven
te dragen. Niet rennen. De armen die niet meer hoeven

te verweren het hoofd. Het hoofd. Dat ben jij. En je hart.
We doen ons best. We denken je hoofd erbij. Het hoofd
dat niet meer hoeft te vrezen. We denken het erbij.
We zullen je begraven.

Begraafplaats St. Barbara
11 april 2013
Jannah Loontjens

Depeche Mode zingt over het kind dat in ons woont, de installatie kan de diepe bas niet aan: ‘There is darkness and death in your eyes…What have you got buried inside?’ Het leek me toepasselijk, nu ik het in de aula terug hoor erger ik me aan de elektronische bliepgeluidjes in de muziek, net te vet, toch. Na afloop van de plechtigheid vraagt John Schoorl naar de muziek, welke muziek dat was. Ik vertel het hem, hij zegt dat we vanmiddag dus eigenlijk ook een educatieve muziekmiddag beleefden, ik verzuim hem erop te wijzen dat het mij om de teksten gaat, meer nog dan de muziek. ‘The shallow grave in your soul, the ghosts that have taken control: you should have dug a little deeper then. Bodyparts starting to appaear and scare…’

Nick Cave besluit de plechtigheid. Pushing the sky away. Dat lijkt me duidelijk. Aan het eind van het lied komen de dragers naar voren, de jonge meneer Degenkamp vertoont zich van achter zijn gordijn, we gaan staan, nog voor de uitvaartleidster dat ons met een eenvoudig handgebaar heeft aanbevolen, Kiewik wint, Van Bokhoven volgt op nipte afstand, ik eindig als derde, daarna houd ik op te registreren wie er overeind komt. Een snelle blik achterom leert me, dat iedereen in de zaal het gebaar begrepen heeft. Zelden zoveel mensen bijeen gezien, bij een eenzame uitvaart. Ik heb ze niet geteld, maar het aantal mensen dat deze uitvaart bezoekt moet in de buurt van vijftien liggen.

Buiten nemen de cameramensen het over, rennen heen en weer, proberen vooral elkaar buiten beeld te houden, het moet lijken alsof je de enige was, dat verkoopt beter. Het regent weer. Paraplu’s. Bij het graf aangekomen klap ik mijn scherm in, ik vind het eerbiedig blootshoofds een laatste moment aan de meneer zonder armen, zonder benen, zonder hoofd te denken.

We lopen door de regen achter een kist aan. We wachten in dezelfde regen op het dalen van de kist, want we nemen een moment stilte in acht. De jonge meneer Degenkamp reikt schepjes zand aan. We werpen een schepje nat zand. Er is niet genoeg zand klaargelegd voor al diegenen, die een schepje willen werpen, meneer Degenkamp moet een extra kuiltje graven.

De uitvaartleidster nodigt ons uit voor het gebruikelijke kopje koffie, langzaam lopen we terug, ik ga gewillig klaarstaan voor de fotograaf, die erg veel moeite met de knopjes op zijn apparaat heeft, kouwe jatten, verontschuldigt hij zich, dan kun je de knopjes niet bedienen. Ik sta model en wacht op het moment dat het knopje weer bediend wil worden.

In de koffiekamer wordt lang nagepraat, de rechercheurs vertellen honderduit over DNA-technieken, over databanken, die in ieder land weer anders zijn ingericht, ik vraag naar de schoenen, die in de buurt van de romp zijn gevonden, nee, die hadden niks met deze zaak te maken. Iedereen wil een kopie van het gedicht, er zijn er niet genoeg om in de vraag te voorzien, Kiewik gaat gewillig naar kantoor om extra exemplaren te vervaardigen, de papiertjes worden opgevouwen, verdwijnen in binnenzakken, dat was dat. We schudden handen, we gebruiken onze benen, we praten met onze mond, we nemen afscheid.

(C) voor verslag: F. Starik
(C) voor gedicht: Jannah Loontjens