Eenzame uitvaart #288, verslag

Vrijdag 12 juli 2024, 10.00 uur
begraafplaats St. Barbara, Amsterdam
Dichter van dienst: Joris van Casteren
Auteur verslag: Joris van Casteren

Zeeduivel

De magere vrouw in het roze jasje is dood. Ik hoor het van Zwanine Siedenburg van het Amsterdamse Drugspastoraat. Anderhalve maand geleden sprak ik haar nog. Met het witte hondje zat mevrouw D. te bedelen voor de supermarkt onder station Bijlmer Arena.

Haar toenmalige partner, de man met het vliesoog, was ook van de partij. Hij was onder invloed en deed agressief. Met hem sliep ze in een tentje, in het struweel bij sportpark De Toekomst.

We spraken over mevrouw B., de 33-jarige Poolse die in het inloophuis naast de methadonpost in Amsterdam-Zuidoost had meegedaan aan het tableau vivant dat onder regie van Siedenburg was opgevoerd: De bruiloft te Kana, mevrouw B. speelde de bruid.

De partner van mevrouw B., de Pool met het vuurrode gelaat, was de bruidegom geweest. Na afloop vertrok hij meteen om drank te kopen van de bescheiden vergoeding die was verstrekt.

In april werd de Pool met het rode hoofd opgepakt. Mevrouw B. durfde toen niet alleen te gaan slapen in het openbaar toilet, waar ze doorgaans de nacht doorbrachten. Mevrouw D. en de man met het vliesoog namen haar mee naar hun tent.

Die nacht was de Poolse overleden, terwijl ze naast mevrouw D. lag te slapen. Vervolgens waren mevrouw D. en de man met het vliesoog ingerekend. Ze werden verdacht van moord in vereniging, terwijl ze slechts barmhartig hadden willen zijn.

Na drie dagen kwamen ze vrij, toen bleek dat mevrouw B., die ernstig ziek was, maar uit angst voor uitzetting niet naar het ziekenhuis wilde gaan, een natuurlijk dood was gestorven. En nu, anderhalve maand later, is mevrouw D. zelf overleden, op 49-jarige leeftijd.

*

Mevrouw D. heeft een jongere zus, die niet naar de uitvaart wil komen. ‘Er is te veel gebeurd’, laat ze telefonisch weten. Ze groeiden op in IJmuiden. In 1985 gingen de ouders uit elkaar, de zusjes zaten nog op de basisschool.

De vader gebruikte heroïne. Op een keer legde hij een injectienaald op tafel. ‘Deze is alvast voor jou, voor later,’ zou hij tegen zijn oudste dochter hebben gezegd.

Mevrouw D. en haar zus zaten bij de majoretten. Zwaaiend met een staf marcheerden ze op hoge rijglaarzen en in nauwsluitende pakjes door de straten van de grauwe havenplaats.

Na de scheiding zagen ze de vader nog tweemaal, waarbij hij hen onzedelijk zou hebben betast. Mevrouw D. zei dat ze hem wilde vermoorden. Het kwam er niet van, haar vader schakelde zichzelf uit door een overdosis te nemen.

*

Op het Vellesan College aan de Briniostraat begon ze met blowen. Van leren hield ze niet, haar rapporten waren dramatisch. Vergeefs probeerde de moeder haar in het gareel te houden. De jonge zus, die mooie cijfers haalde, kreeg nauwelijks aandacht en is daar nog verbolgen over.

Zonder diploma ging mevrouw D. van school. Haar moeder werkte bij de visafslag. Om te voorkomen dat de lastige dochter de hele dag op straat rondhing nam ze haar mee naar het werk.

Gehuld in een schort en met een netje in het haar stond mevrouw D. in alle vroegte naast haar moeder vis te sorteren, afkomstig van de kotters die in de loop van de nacht waren teruggekeerd van zee. De glibberige vangst rolde op een lopende band aan hen voorbij.

Ze moest ook fileren. Graten schoten onder haar nagels, een zeeduivel stak haar in haar hand. Aan het einde van de dag stonk ze verschrikkelijk. Uitgebreid waste ze haar lange blonde haar.

*

Dit was geen leven voor een jonge vrouw, bovendien hield ze van dieren, het liefst gooide ze de vis terug in zee. Onaangekondigd vertrok ze, haar moeder had geen idee waar ze uithing, bij de visafslag waren ze niet blij.

Af en toe belde ze. Dan kwamen er mooie verhalen. Ze woonde bij een knappe man in Amsterdam die goed voor haar zorgde. ‘Als ze ergens goed in was, dan was het in liegen’, zegt de zus.

Maanden later keerde ze berooid naar IJmuiden terug. In vieze kleren en sterk vermagerd. Ze zei hoeveel ze van haar moeder en haar zusje hield. Konden ze haar misschien wat lenen?

Om de zoveel tijd stond ze weer op de stoep. Toen er spullen uit het huis verdwenen zei de zus, die inmiddels op zichzelf woonde, dat de moeder niet meer moest opendoen.

De vader had gelijk gekregen met z’n spuit, mevrouw D. was aan de heroïne. In Suriname werd ze opgepakt voor smokkel. Een jaar zat ze vast. Ze maakte haar moeder wijs dat ze in Londen werkte als au pair.

*

Na een zoveelste arrestatie was ze het junkenbestaan zat. Ze kreeg methadon voorgeschreven, dat bracht wat rust. Niet langer sliep ze op straat of bij vage vrienden, ze huurde een kamer in Amsterdam-Zuidoost. Het lukte zelfs een baantje te vinden: op een zorgboerderij in Badhoevedorp borstelde ze paarden.

Ze probeerde de geknakte band met de moeder te herstellen. Maar de moeder werd ziek en overleed. Ze durfde niet naar de uitvaart te gaan, uit angst voor het plukje familie dat ze al jaren niet had gezien. Die hadden vast hun oordeel klaar. Ze rookte cocaïne uit een pijpje. Dat voelde goed in combinatie met bier en zware shag.

Opnieuw belandde ze op straat, opnieuw krabbelde ze op. Het Leger des Heils hielp haar bij het vinden van een woning. Ze wilde een hond. Een hond was trouw en zou haar nooit verlaten.

Op Marktplaats werd een wit poedeltje aangeboden. Al vijfmaal was het dier geretourneerd, omdat het onhandelbaar zou zijn. Mevrouw D. geloofde er niets van. Het beestje was onschuldig, de mensen hadden het zo gemaakt.

De eigenaar was blij dat hij verlost was van het kreng. Mevrouw D. betaalde hem 200 euro. Ze had wat geld gespaard, een hele prestatie voor een crackverslaafde.

Het hondje was een dure klant bij de dierenarts. Die constateerde dat het dier dubbele tanden had, dus daarom stond die bek zo scheef. De dubbele tanden waren ontstoken en moesten eruit.

Er kwamen nog allerlei kosten bij, voor verplichte injecties die het verwaarloosde beestje nooit had gekregen. Meer dan 800 euro was mevrouw D. er aan kwijt.

Het hondje leefde enorm op, zoveel liefde had het nooit gekend. Na een poosje kon iedereen het poedeltje aaien, haar dealer was er dol op, net als enkele dakloze vrienden die ook hun pijpjes rookten en haar woning in Zuidoost als gebruikersruimte beschouwden.

*

Buren klaagden over de ongure toeloop, ten slotte liet de woningbouwcorporatie het huurcontract ontbinden. Bij de methadonpost ontmoette ze de man met het vliesoog, het was liefde op het eerste gezicht. Hij gaf haar een ring en een ketting die ze nooit zou verpatsen.

De man met het vliesoog woonde bij een vriend die ook een hond had. De vriend, eveneens verslaafd, vond het geen probleem als zij en het poedeltje erbij kwamen.

Na anderhalf jaar ontstond er ruzie over geld. Mevrouw D. probeerde een plek in de opvang te regelen, van daaruit zou ze met wat geluk kunnen doorstromen naar een huurwoning waar ze met z’n drietjes gelukkig konden zijn.

Maar een hond mag de opvang niet in. Nergens was ze welkom met het beestje, waar ze absoluut niet van wilde scheiden. Als niemand ons wil, zei de man met het vliesoog, regelen we het zelf wel.

Hij zorgde voor een tent en een kampeeruitrusting, inclusief een gasfles met fornuis. Het ging best goed, dankzij de regels die hij opstelde en strikt handhaafde.

Van de 75 euro die ze wekelijks kregen, moesten eerst belangrijke spullen worden gekocht, zoals wc-papier, zware shag en eten voor henzelf en voor het hondje. Wat overbleef kon aan drank en drugs worden besteed.

Dat was bij lange na niet genoeg, maar de man met het vliesoog had de bedelplek bij de supermarkt onder het station, een toplocatie die hij desnoods met geweld verdedigde op de concurrentie. Zo hosselden ze met gemak 20 euro bij elkaar, voldoende voor het dagelijkse pofje.

De winters waren zwaar. Zeker vorig jaar, toen het stevig vroor. De rits begaf het, vocht sijpelde naar binnen. Koken op het gasstel ging niet meer, ze haalden patat, mevrouw D. at er weinig van.

Dit voorjaar regende het veel, de man met het vliesoog probeerde met paraplu’s en een zeil het lekken enigszins tegen te gaan. Mevrouw D. vermagerde enorm, ze kampte met een nare hoest. Het duurde steeds langer voor ze de bij de supermarkt waren, telkens moest ze even gaan zitten.

*

Op de bewuste avond in april namen ze mevrouw B. mee naar de tent. Haar Poolse vriend, de man met het rode hoofd, vertelde mij destijds dat hij was opgepakt vanwege openbare dronkenschap.

De man met het vliesoog zegt dat dat niet klopt. Volgens hem had de man met het rode hoofd mevrouw B. enkele stevige klappen gegeven, ze zat onder de blauwe plekken. Hij was starnakel, het leek hen onverstandig dat ze samen naar het openbaar toilet zouden gaan om daar te overnachten.

In de lekkende tent viel de Poolse naast mevrouw D. in slaap. De man met het vliesoog was voor de tent in een rolstoel gaan zitten die ze bij het grofvuil hadden gevonden.

Dat was hoffelijk van hem, maar toen het hard begon te regenen bedacht hij zich. Naast mevrouw D. kroop hij in z’n slaapzak. Kort daarna hoorde hij mevrouw B. reutelen, vervolgens stokte haar adem.

Hij wekte mevrouw D. Bij het licht van een aansteker zagen ze dat de Poolse lijkbleek was, er stroomde iets uit haar neus. Ze voelde koud aan en rook naar ontlasting.

Nadat het lichaam door hulpdiensten was afgevoerd moesten ze mee naar het bureau. Om een getuigenverklaring af te leggen, dachten ze. Maar vanwege de blauwe plekken werden ze als verdachten aangemerkt.

*

Na drie dagen kwamen ze vrij. De man met het vliesoog liep op zijn sokken terug naar de tent, op het bureau waren ze zijn schoenen kwijtgeraakt. Het hele gebeuren maakte hem strijdvaardig, meteen nam hij contact op met een advocaat.

Mevrouw D. had de kracht niet meer. Fysiek en mentaal was ze uitgeput. In het ziekenhuis werd ze onderzocht. Ze woog 36 kilo, de bloeddruk in haar verschroeide longen was gevaarlijk hoog.

De man met het vliesoog trok in bij z’n moeder. Daar kickte hij af. Mevrouw D. wilde dat niet. Met het hondje installeerde ze zich in de vervuilde woning van een verslaafde vriendin.

Ze gebruikte meer dan ooit, als de man met het vliesoog belde, begon ze te schreeuwen. Hij denkt dat ze bewust afstand van hem en het leven aan het nemen was.

Maandag 29 juni ging zijn telefoon, het was mevrouw D., ze kon niet ademen. Hij fietste van zijn moeder naar het huis van de verslaafde vriendin, iets verderop in Zuidoost.

Er kwamen ambulances, er landde zelfs een helikopter. De vederlichte mevrouw D. werd op een brancard gelegd, onderweg naar het ziekenhuis is ze overleden.

*

Siedenburg is op vakantie, op vrijdag 12 juli verzorgt collega Van Berkel de uitvaartdienst op begraafplaats Sint Barbara. De man met het vliesoog is gekomen. Hij ziet er fit uit, zijn oog lijkt te herstellen.

Er zijn ook twee hulpverleners aanwezig, soms brachten ze extra dekens naar de tent. Ik lees het gedicht voor. In de stromende regen verdwijnt de kist met mevrouw D. onder de grond.

In de kapel drinken we koffie. De man met het vliesoog heeft het hondje opgehaald bij de verslaafde vriendin. Hij zal goed voor het beestje zorgen. Omdat hij al een poosje clean is, komt hij in aanmerking voor een woning. Hij weet zeker dat het goed met hem zal komen.

Joris van Casteren.

Eén gedachte over “Eenzame uitvaart #288, verslag”

  1. Ach! Mevrouw D!
    Dat zij in vrede mag zijn!

    Dankjewel voor jullie mooie werk
    Elk mens verdient een afscheid, elk mens verdient medeleven.
    Chapeau

Reacties zijn gesloten.