Eenzame uitvaart #258, gedicht

Lied van de vuilnisman

Achterop de wagen
kan niemand mij iets maken.
Ik kom de gevulde zakken
van de stad ophalen.

Als er een scheurt zie ik
in scherven en schillen
een lichaam een leven
op straat verspillen.

Wie neemt me kwalijk
dat ik onder diensttijd
met de vuilniswagen
naar de fruitmachines rijd.

Trossen op een rij
en lonkende citroenen
rollen in paren voorbij.
Munten rinkelen rinkelen

minder als ik met doffe
zakken naar huis moet
tot de volgende wagen
vol kansen klaar staat.

Achterop de wagen
kan niemand mij iets maken.
Ik kom de gevulde zakken
van de stad ophalen.

Maria Barnas