Eenzame uitvaart #243, gedicht

Schoon

voor M. R. (31.7.1954 – 30.8.2019)

Twee meter. Almaar magerder. At je,
raakte je alles kwijt dus at je niet.
Die keer dat je? Schoon. Netjes. Pijn geeft niets.
Was naar de wasserette. Goede fiets.

Die keer dat je niet. Deur geramd. Hoe kan je
vluchten wanneer je niet meer fietst? Gewoon
stilzitten. Kwamen ze binnen, keken,
keek je terug, zei niets. Alles brandschoon.

Van je gedroomd vannacht. Je was weer van je
fiets gevallen, lag spierwit maar kalm
ademend naar de lucht te kijken. Iemand raapte
je spullen van het asfalt, iemand belde
112, riep ‘nee laat maar’ toen je langzaam
opstond, jezelf afklopte, iemand zei
‘eet nou eens wat u wordt zo mager,’ hoe je
glimlachte, altijd vriendelijk, omhoog-
keek naar de mensen boven, achter ramen
en op balkons. Je boog heel licht je hoofd.
Zo lang. Die keer dat je niet opendeed.
Applaus klonk toen je rustig verder reed.

Eva Gerlach