Eenzame uitvaart #14, Den Haag

Eenzame uitvaart nummer 14, Den Haag
Overledene: onbekende man
Geboren: onbekend, overleden: onbekend
Gevonden op 28 april 2009, 8.15 uur in Den Haag
Begraafplaats Oud Eik en Duinen, maandag 18 mei 2009, 9.00 uur
Dichter van dienst: Ruth van Rossum

De ochtend is aarzelend begonnen. Op mijn fiets onderweg naar de begraafplaats hebben de wolken toch besloten de zon er door te laten, al fietsend wissel ik van kijk- naar zonnebril.
Voor de aula staat in een stemmig donker mantelpakje Ruth van Rossum al te wachten. Een klein boeketje met onder andere een net ontluikende rododendronbloem bij zich en een volle aktetas. Dat is meer bagage dan dat we te horen hebben gekregen over de gestorven man: vrijwel niets over hem.

Op de laatste dinsdagochtend van april is hij in het Zuiderpark door een voorbijganger (…) gezien. Hangend aan een boom. Ontdek je zoiets, dan ben je om acht uur vijftien meteen goed wakker. De dode man van waarschijnlijk Chinese afkomst had valse papieren bij zich. Verder niets. Waar of hij precies vandaan kwam zijn we niet te weten gekomen. De reden of redenen van zijn zelfmoord evenmin. Er is niemand naar de politie gegaan omdat ze hem misten. Zál hij ergens door iemand gemist worden?
Het kan toch bijna niet anders dan dat er mensen, misschien ook illegaal in Nederland, hem hebben gekend? Werd hij op de hielen gezeten, was hij ongelukkig, ging hij met iemand om die kwaad op hem was en wilde verraden?

In het portaal van de aula ligt zoals altijd een condoleanceboek, die zal zoals bij nagenoeg alle eenzame uitvaarten leeg blijven. Op de plek waar een kaarthouder hangt met ruimte voor de naam, sterf- en geboortedatum van de overledene, zit vanmorgen geen kaart. Zelfs geen blanco vel papier.
De deur gaat open. ‘Lovers’ van de filmcomponist Shigeru Umebayashi, gezongen door Kathleen Battle, komt Ruth en mij tegemoet. Een prachtig lied: “There Was A Field In My Old Town/(…)Time Has Passed/So Much Has Changed/But The Field Remains In My Heart.”
Zon danst door de hoge glas in loodramen over de kist. Af en toe is er een bundel licht die enkel over de kist blijft schijnen. Is dit toeval, of heeft de architect bij het bouwen rekening gehouden met de ramen en het licht dat binnenkomt waar de overledene ligt?
Na de laatste tonen van Lovers staat Ruth op, leest kalm haar gedicht.
Daarna brengt ze het gedicht en de bloemen naar de kist. Wanneer ze weer naast me zit dan speelt cellist Yo-Yo Ma een muziekstuk dat geïnspireerd is door de zijderoute: ‘Distant green valley.’ Na dit nummer blijft het een moment stil.

Dan komt de uitvaartman weer in beeld, de kaarsen links en rechts bij het hoofdeinde van de kist worden uitgeblazen, de houten standaards weggezet, de gordijnen bij de achtermuur gaan open en de deuren van slot.
De dragers komen aan de zijkanten van de kist staan om deze naar buiten te dragen. Ze nemen hun hoed af, buigen, zetten hoed weer op en tillen tegelijk de kist van de standaard. Een zware kist zo te zien. Ze hoeven er slechts een klein stukje mee te lopen want de rijdende baar staat dichtbij. Ruth en ik lopen achter de kist mee naar het graf. Op die plek is nog een kleine stilte, stilte van mensenstemmen, de vogels hier zijn vertrouwd met de bomen, de doden en levenden.
Na het afscheid wandelen Ruth en ik naar onze fietsen. Iets verderop in de Laan van Eik en Duinen strijken we neer bij Paviljoen De Mient, drinken er voor amper een euro(!) verse koffie. Daarna gaan we ieder onze eigen weg.

© verslag: Henk van Zuiden

Herbergzaamheid

Er is een wereld van thuiskomen, brood om te delen
aan een tafel, de kinderen in bed gelezen, het licht
uitdoen beneden als je slapen gaat, de koffie alvast
klaargezet, gebouwen waar je binnen mag, gezien.

Er zijn andere werelden die door deze wereld lopen.
Meestal wel aan eten kunnen komen, onopvallend
leven, ergens een bed hebben, niet achtervolgd, in
de schemer iets verdienen, mensen die je kennen.

En er is het riool. Ondergedoken als een rat in leven
zien te blijven. Kruipen langs de plinten. Niemand in
de ogen kijken. Nooit verslappen. Er niet mogen zijn.

Is dan herbergzaamheid een touw, een boom in het
donker van een park, een afgelegen plek om ermee
op te houden als er nergens nog wereld is voor jou?

© gedicht: Ruth van Rossum