Verslag eenzame uitvaart #217

Eenzame uitvaart nummer 217
I.M. F. T v.d. H.
begraafplaats St. Barbara, woensdag 12 april 2017, 9 uur
dichter van dienst: Co Woudsma

Vrijdagmiddag. Eind van de dienst, Van Bokhoven belt, tegelijk zie ik over de mail zijn ambtsbericht binnenkomen. Nieuwe melding van UZ. Ophalen van de overledene: Vu-cel 20 en overbrengen naar het uitvaartcentrum. Aanmelding door Ron Tesselaar, recherche Waddenweg. Opgenomen door: Ton van Bokhoven op 3/4/2017 tijd: 15.10 uur.

Geboortedatum: 29 mei 1946. Geboorteplaats: Amsterdam. Burgerlijke staat: Partnerschap.
Adres: Nadirstraat, Amsterdam. Overlijdensdatum: 2 – 4 – 2017. Lijkvinding. Heeft enkele weken op de woning gelegen.

Mededelingen: GGD heeft schoongemaakt. Huissleutels Waddenweg. Harddrugsgebruiker. Aan de overkant woont mevrouw B., geboren op 15 juli 1938, van wie de politie vermoedt dat ze weleens een nicht van de overledene zou kunnen zijn. De moeder van onze man heette ook B. Er blijkt geen aanwijsbare familieband. Mevrouw B. had al weken een vergeefs bij haar overbuurman bezorgd pakje klaarliggen dat hij alsmaar niet kwam afhalen.

Uiteindelijk is ze door het raam gaan kijken. En toen zag ze hem dus liggen.

Van dat schoonmaken van de woning moet je je niet te veel voorstellen: ze hadden voornamelijk een stuk uit het tapijt gesneden, dus er zat beslist nog wel een luchtje aan. Van Bokhoven omschrijft de woning als rommelig. Een zooitje.

De geregistreerde partner is een Duitser van geboorte, de heer K., geboren op 15 april 1980, hij staat thans ingeschreven in de gemeente W., ik vermoed in Drenthe, hij heeft nooit bij zijn vriend ingeschreven gestaan. Hij reageert niet op de berichten die meneer Van Bokhoven hem zond. Dus er gaat begraven worden.

De ouders van meneer v.d. H. zijn al heel lang overleden, er waren twee broers, die leven ook niet meer. Dit kom ik te weten. De Nadirstraat – een complex bejaardenwoninkjes, eenlaags, platte daken, dicht op elkaar gebouwd, sommigen met een zonnescherm uitgerust, stukjes schaamgroen ertussen. Amsterdam Noord. Zijn naam levert geen bruikbare resultaten op, via Google. En ook de naam van de buurvrouw niet.

Vrijdagavond. Co Woudsma, die zou er raad mee weten. Ik bel hem, het zal zijn debuut als dichter van dienst zijn. Dan valt er veel te vertellen. Even later mail ik hem deze gegevens door. Op maandag de eerste versie van het gedicht. Daar moest een deskundig licht over schijnen, vond Co. Is dit wat? Dat was het zeker.

Dus stel ik heel deskundige vragen, doe een enkele suggestie: ze blijken eenvoudig te weerleggen, uit te leggen. ‘Daarbij ga ik er maar van uit dat je weet wat Nadir betekent.’ Ja, nu wel. Tot op de ochtend van de uitvaart onderhandelen we over de positie van het woord soms, moest daar niet toch liever ‘en’ voor in de plaats staan, zoals ik hartstochtelijk bepleitte, waar de dichter vasthield aan zijn aan Dèr Mouw verplichte ‘soms’. En dan zijn we aan het kommagebruik van de dichter niet eens meer toegekomen. Een gezellige strijd, zou je kunnen zeggen. Uiteindelijk blijft het gedicht overeind, ook nadat Co het aan nog eens vier deskundige lezers voorlegde – en met een hoop onderling volkomen tegenstrijdige adviezen kwam te zitten. Eindresultaat: de eerste versie van het gedicht was gewoon de definitieve. Dat was natuurlijk ook helemaal niet de eerste versie: daar was al drie dagen over nagedacht. Er moest alleen nog drie dagen over nanagedacht.

En aan de uiteindelijke versie werd toch maar een korte uitleg aan nadir gegeven, wat nog lang niet eenvoudig bleek – een samenvatting van een samenvatting geven. Bijvangst van onze mailwisseling: de muziek die we zouden horen. Ik leerde ooit van Woudsma dat de muziek van Josquin Desprez de mooiste op aarde ooit gemaakt was, dus in die hoek ging ik zoeken. ‘Dan mag Douleur de bat niet ontbreken. En denk eens aan ‘Til I Die van The Beach Boys – het mooiste poplied dat over de dood gaat.’ Ik besluit de verantwoordelijkheid voor de muziek aan Co over te dragen, mijn usb-stick uit de computer te trekken. ‘Geen gekopieerde cd’s, geen geripte bestanden.’ Ik ben als de dood voor haperende bestanden.

Woudsma belooft originele cd’s, in onberispelijke staat. Ter controle zal hij ze allemaal nog eens draaien: geen wanklank te bespeuren. Hij zal twee of drie kopieën van zijn gedicht meedragen. Hij zal netjes gekleed zijn, ook dit aspect van de uitvaart blijft niet onbesproken. Een donkerblauwe broek, een donkerblauwe trui. De schoenen zullen gepoetst zijn, al blijven er enige zorgen over de staat van de jas. Co Woudsma is er de man niet naar om vrijwillig een modepaleis te bezoeken.

Woensdag. Onderweg door het park heeft de bloesem het meest van haar pracht al verloren, struiken en bomen tooien zich nu in een aarzelend groen. Ik fiets alleen door het park om de begraafplaats te bereiken, anders kom ik er niet. Zo krijg je het park toch in alle seizoenen te zien. Ik denk wat bedrukt aan de zomer, wanneer de bladeren al vermoeid zijn gaan hangen.

Kwart voor negen. De dragers staan aan de poort, Richard Degenkamp komt me tegemoet gelopen. ‘De dichter is er al.’ Ik vind hem in de koffiekamer. ‘Hij is al een tijdje geleden aangekomen.’ Ik heb nog zo gezegd: ‘Houd rekening met overstaptijden, vertragingen, onoverkomelijkheden.’ En daarna gewaarschuwd: ‘Overdrijf dit niet. In die dunne trui, aan de rand van de nacht.’ Laten we het erop houden dat hij ruim op tijd was.

We treden binnen op Douleur me bat, de uitvaartleidster vertelt wie we gaan gedenken, geeft het woord aan Co Woudstra.

*

NADIRSTRAAT

I.M. F. T. v. d. H.

Ik ben gaan liggen op het diepste punt,
naar mij zal alles stromen:
mijn verre vriend
(ver, maar nooit verder dan
het hoogste punt),
het verse vuilnis van de stad,
de regen, knetterend op paraplu’s,
de nieuwste krantenjongen
(fluitend naar zichzelf),
de lage huisjes met hun rustig groen,
de vertrouwde chaos in dit huis,
de zoete stof die troost schenkt
(zoals muziek, zoals het zaad
uit eeuwig jonge wezens),
soms ook de dood.

Co Woudsma

Noot: De heer v.d. H. woonde en stierf in de Nadirstraat. Terwijl het zenith het hoogste punt van de sterrenhemel is (vanuit de waarnemer gezien), is het nadir het laagste punt: een onzichtbaar punt onder de waarnemer.

*

‘Tweede lied: ’Til I Die (The Beach Boys)
(= track 21 van de cd The Beach Boys: Sunflower/Surf’s Up)
Derde lied: La déploration de Johannes Ockeghem: Nymphes des boys à 5 (Josquin Desprez)
(= track 13 van de cd Josquin Desprez: Motets)’

Zo is het allemaal op een briefje aangeleverd, zo krijgen we het te horen. Bij het derde muziekstuk gaan we staan, lopen we op de wegstervende klanken naar buiten, begeleiden meneer v.d. H. naar zijn graf, houden een moment stilte in acht, werpen een schepje zand, bezoeken op de terugweg – op mijn verzoek – nog een ander graf.

De koffie wordt bijzonder sterk geschonken vandaag, de koffiemevrouw schrikt er zelf ook van. Ze heeft de dienst bijgewoond, ze is erbij komen zitten, op de achterste rij. Dat was lief. Ik begeleid Co Woudsma terug de bewoonde wereld in. We vinden het allebei een mooie wandeling, door de halfland’lijkheid van wat ooit de rand van de stad was, nu er binnen is gelegen, een woest kloppend hart.

© voor gedicht: Co Woudsma
© voor verslag: F. Starik