Eenzame uitvaart #159, Amsterdam

Eenzame uitvaart nummer 159
I.M. M. H. B.
donderdag 21 februari, 10 uur, begraafplaats St. Barbara
dichter van dienst: Eva Gerlach

Omdat ik op vakantie ben, heb ik de eenzame uitvaart even aan Eva Gerlach overgedragen, meneer Van Bokhoven verwachtte nog een Rus, de komende week, vertelde hij, die zou wel in mijn afwezigheid begraven worden. De Rus wordt het niet, bij terugkeer vind ik wie het wel geworden is. Van Bokhoven mailt aan Eva de volgende gegevens:

‘Beste Eva,

Het betreft dhr. M. H. B., geboren 26-3-1934 te Haarlem, adres, Frederik van Eedenstraat, Amsterdam. Is een natuurlijke dood overleden op zijn woning, ik weet niet wat er allemaal gebeurd is op zijn woning op 2-2-2013, raam was ingeslagen, politie en ambulance???. De overledene is op 2-2-2013 overgebracht naar het mortuarium van het Vu, de melding is niet doorgegeven door de politie bij het uitvaartcentrum of bij ons, omdat hij daar maar bleef liggen, daarom heeft het mortuarium op woensdag 13-2-2013 een fax verzonden naar onze afdeling. Heb gisteren de sleutels opgehaald bij de politie en heb gisteren zijn woning bezocht.

Er is geen testament.

Betr. was ongehuwd, geen kinderen, ouders overleden, komt uit een gezin met 4 kinderen, eerste 3 zijn nu overleden en het laatste kind is vertrokken naar de USA in 1979.

Met een vriendelijke groet Ton van Bokhoven’

Als ik weer veilig ben geland, de achterstallige post wegwerk en daarbij willekeurige muziek draai op mijn computer, stuit ik op de ‘Letzte Lieder’ van Strauss, Ruhe, Meine Seele, gezongen door Jessye Norman, zo mooi, zo mooi. Ik stuur het lied aan Eva. Zij antwoordt:
‘Heftig, maar oké wat mij betreft. Die dan misschien als middelste? Mogelijk voorafgegaan door een schrijpend Lied van recente datum zoals u ze zo perfect weet te selecteren? En dat u of ik daarna bijgaande mail van Van Bokhoven voorleest, als zijnde wat er te zeggen valt over meneers leven, en ik na het tweede stuk dan het gedicht (titel ‘Omdat hij daar maar bleef liggen’) voorlees en vervolgens wat mij betreft nog als besluit Chopin’s Mazurka, opus 68?’ Ze stuurt het parelende pianomuziekje mee. Schrijft daar achteraan:

‘Ik kies deze omdat mijn stiefvader in zeer onplezierig krijgsgevangenkamp in Japan een soort van contact had met een eveneens muziekminnende bewaker buiten de gedek; zij floten elkaar zachtjes flarden klassiek toe en de Japanner smeet ook wel eens iets te eten over de omheining. Contact werd aangekondigd door fluiten van eerste drie maten van deze mazurka, waarna de ander de twee volgende deed.’

‘Of alternatief (waarom altijd per se 3 stukken?): info/Strauss/ gedicht/ Chopin. Is maar een voorstel, iets anders ook goed, jij beslist.’ Ik antwoord: ‘ Ik heb Strauss uit de computer op cd gebrand, want kon het originele voorwerp niet vinden, hoop dat het goed gaat. Bij wijze van modern schrijpend lied The Tallest Man On Earth: There’s no leaving now.'(Als ik het lied draai besluit ik toch voor een ander lied van dezelfde cd: On every page).
Voorts laat ik haar weten: ‘U voert het woord morgenochtend, ik zwijg, hoor en zie.’ En:
‘Drie muziekstukken omdat dat zo hoort. En zo hoort het ook.’
Dat begrijpt Eva: ‘Ritueel=ritueel. Oké.’

Zo voorbereid ga ik op weg, donderdagochtend, ijskoud, maar zonnig. Het water in de vijvers die ik onderweg door het Westerpark passeer is bevroren. Bij de aula tref ik de uitvaartleider, meneer van Bokhoven en zelfs Eva Gerlach is al gearriveerd. Van Bokhoven vertelt over de woning van meneer: volgens hem is er dertig jaar niet schoongemaakt. Voorts is er sprake van een omvangrijke verzameling speelgoedautootjes, van die schaalmodellen, die je zelf in elkaar moet plakken. Van Bokhoven trof in de woning, in een afgesloten kastje, een omvangrijke bundel biljetten van vijftig euro aan, in totaal goed voor bijna 10.000 euro. Ook was er nog een rijkgevulde spaarrekening. Hoewel meneer B. niet verzekerd was, is dat voldoende voor de acht dragers, die alvast in de aula hebben plaatsgenomen.

Mijn zelf thuis gebrande cd van Strauss blijkt niet te werken, die wordt ingeruild voor Bach, het Air van, dat vindt de uitvaartleider zelf ook altijd heel mooi, zegt hij. Eva levert haar Chopin in, die doet het wel. En we beginnen met de langste man op aarde, die klaaglijk zingt dat jij maar moet vertellen wat hij zelf niet zeggen kan. De uitvaartleider kondigt aan dat we afscheid nemen van meneer B. Dat Eva Gerlach een woord zal spreken. Dan komt Eva naar voren en leest de mail die Van Bokhoven haar stuurde voor om te concluderen: ‘In al zijn schaarste is dit wat we weten van meneer B.: dat hij erg alleen moet zijn geweest.’

Dan klinkt het Air van Bach op. Eva komt opnieuw naar voren, nu voor het gedicht.

‘OMDAT HIJ DAAR MAAR BLEEF LIGGEN’

Ik praat met je door een muur, het gat is dit
gedicht, een woord een woord en nog een woord
in het van donker doorschijnende oor
waarachter je godweet te luisteren ligt.

Ik steek taal uit – ‘Had je pijn?’ – en hou lucht vast.
Dood is een holte waar geen vraag in past

en taal dekt toe, ik wil je open laten,
wat ik niet van je weet, wordt niet gezegd.
Wat wel. Je was alleen. Ik breng je weg.
Neem me niet kwalijk dat ik met je praatte.

Eva Gerlach

Chopin besluit, we wandelen naar de laatste rustplaats, alwaar we een moment stilte in acht nemen, alvorens de uitvaartleider ons uitnodigt voor een kopje koffie. Dan neem ik de schep maar zelf ter hand, reik die eerst aan Eva over, dan aan meneer Van Bokhoven, om tenslotte zelf een schepje zand te werpen. We drinken koffie, kletsen wat na over meneer B. en zijn verzameling autootjes. Eva is benieuwd wat er met die dingen gebeurt, daar zat tenslotte al zijn liefde in – ze zou ze desnoods wel willen adopteren. Meneer Van Bokhoven haalt zijn schouders op: aan uitdelen begint de Dienst niet, voor je het weet sta je op de voorpagina van De Telegraaf, we moeten het allemaal netjes en transparant houden, vindt hij, al vertegenwoordigen de autootjes geen economische waarde, daarvan is hij zeker. Voor hem is de zaak gesloten, hij heeft de uitvaart geregeld, de sleutels van het huis zijn terug naar de woningbouwvereniging. De verzameling zal wel worden weggegooid.

Als we afscheid nemen, vertelt Eva nog dat het eigenlijk een wonder is dat ze op tijd gearriveerd is: de buschauffeur was een halte te ver gereden, ze wist niet precies waar ze zich bevond, op goed geluk had ze, bij nadering van een lesauto, een hand opgestoken. Ze werd meegenomen. De jongen die les had – hij droeg een rood baardje – vroeg nog: ‘Vertrouw je mij wel, als chauffeur?’

Ze vertrouwde hem. Zo was ze toch nog op tijd gekomen. Als ik wil wegfietsen, kom ik een buurman tegen. We kletsen even over de huizen achter ons, die gesloopt zijn, en gisteren kwam er een brief van de Woningbouwvereniging, dat er voorlopig niets nieuw voor in de plaats wordt gebouwd, omdat het crisis is en het geld is op.

Buurman heeft een mooie bos rozen bij zich. ‘Heb je een eenzame uitvaart gehad?’ Dat kan ik bevestigen. ‘En bij wie ga jij op bezoek?’ Als ik me van buurman heb losgeweekt, zie ik Eva de dijk aflopen, ze is kennelijk de verkeerde kant op gegaan, en even later op haar schreden teruggekeerd. Dat gaat de goede kant op.

(c) voor het gedicht: Eva Gerlach
(c) verslag: F. Starik