Eenzame uitvaart #245, gedicht

Beeldwit

Je moeder, pilsvogeltje,
droeg een spijkerbroek
en een zwarte jas

Had ze, bedwelmd,
niet, niet in de gaten
dat je er al was

Achtentwintig weken
Je kwam gehelmd
en ging

De Pijp, septemberdonderdag:
wegsleepregeling, parkeerverbod,
het pand in de steigers

Ze struikelt over de vruchtzak
Bij verfwinkel Feniks,
zijdeglans in de aanbieding,
morst ze bloed

Rit honderdduizend-zoveel

In het hospitaal geeft ze
onbestaand adres maar
jou, Beeldwit, geen naam

Koude couveuse

Ze is vertrokken, jij bleef,
tot oktober

Ik heb je kraamkamer bekeken
De stoep is schoon
het pand zoekt huurders

Joris van Casteren.