Eenzame Uitvaart #229 Verslag

Eenzame uitvaart nummer 229
Meneer A.V.
Vrijdag 25 mei 2018, 9:30 uur, begraafplaats St. Barbara
Verslag: Gina van den Berg (secretaris) / Dichter van dienst: Anneke Brassinga

Een intens, intiem eerbetoon aan hen die in eenzaamheid gestorven zijn. Wie er niet staat ten dienste van de overledene heeft niks te zoeken bij een Eenzame uitvaart. Frank Starik wees verzoeken er als toeschouwer bij te mogen zijn altijd onverbiddelijk van de hand.

Ook als secretaris van de stichting had ik nog nooit een uitvaart live bijgewoond. Uit angst me te verslapen, Frank was altijd als eerste aanwezig, was ik een vol uur voor de wekker ging, ontwaakt: om 5:58 uur om precies te zijn. Zodra mijn kat het gestommel hoorde, zette hij het op een luidkeels miauwen. Hij haat het om alleen te zijn, hij is doodsbang om vergeten te worden. Had meneer V. maar iets van zich laten horen. Of wilde hij graag alleen zijn.

Meneer V. zocht veiligheid. Een dak om hem te beschermen tegen de regen, lamellen om de blikken buiten te houden, “netjes verzekerd en wat spaargeld op de bank”, stelt ambtenaar Rosenberger van de dienst vast, als hij me dinsdag belt. En nog voelde V. zich niet veilig genoeg, beeld ik me in. “Hij was een gebruiker”, vertelt Rosenberger me in een tweede telefoongesprek, “maar dat hoeft vast niet in het gedicht”. Het ontroert me dat hij meneer V. wil beschermen tegen het snelle, hamerharde oordeel van de buitenwereld. Hoe deed Starik dat altijd? Woog hij, welke informatie hij wel, en welke hij niet deelde met de dichters? Ik besluit het aan de dichter van dienst, Anneke Brassinga, over te laten welke elementen zij gebruikt uit de feiten die ik haar aanreik, om haar verhaal van meneer V. te vertellen.

Dit zijn de feiten: Meneer V. werd geboren op in Iran. Zijn achternaam wijst erop dat zijn familie uit een klein dorpje afkomstig was, zo klein dat het niet eens in de atlas te vinden was. Anneke heeft het opgezocht. Hij kwam in de jaren ’80 in Nederland aan, waar hij, zoals veel vluchtelingen,  de eerste tijd in het AZC doorbracht. In 1988 betrok hij de woning op het adres dat zijn laatste woonplaats zou worden, in een net buurtje in Amsterdam-Noord, waar de buren bij het eerste straaltje zon op de stoep zitten. Meneer V. had lamellen voor de ramen. Zijn huis was sober maar netjes ingericht. De dienst ploegde een hele berg papier door, maar elk document had een zakelijk karakter. Brieven van pensioenfondsen voor de glazenwassers- en vervoerssector, post van het UWV en een geopende envelop van het buurtnetwerk. “Maar daar had hij niks mee gedaan,” stelt ambtenaar Rosenberger spijtig. Geen romans, geen familiefoto’s, geen telefoonboekje met nummers van vrienden, geen krabbeltje op een verdwaalde snipper waaruit bleek dat meneer V. dromen had.

Terwijl Anneke zich aan het gedicht wijdt, een rondje door zijn woonwijk fietst, “zo’n gezellige buurt”, en de vliegen ontdekt die gevangen zitten tussen de lamellen en het straatraam van V’s benedenwoninkje, buig ik me over de muziek. En ook ik ontkom er niet aan een verhaal te creëren dat verder gaat dan de feiten. Een verhaal dat drie maal licht klassiek niet kan samenvatten.

In de kapel van begraafplaats st. Barbara verzekert Monir, strak in het pak en verantwoordelijk voor knoppen en kaarsen, me dat vier liedjes ook wel mogen, zolang de dienst maximaal 30 minuten duurt. Ik durf mijn hand er niet voor in het vuur te steken. Niet-westerse muziek duurt per definitie tweemaal zo lang als de standaard 3:15 minuut van de commerciële popliedjes, zodat er 15 songs op een cd passen, plus een bonustrack. Maar ik gok erop.

Anneke is er al, ze heeft Stariks graf bezocht. “Zijn zoon heeft geraniums geplant,” glundert ze. “Ja, “knik ik, “kan ‘ie lekker achter zitten. “ We vinden het allebei gek, zo zonder de bezieler van De eenzame uitvaart. Ik weet niet zo goed waar ik al mijn ledematen moet laten, dus ik kijk de kunst maar een beetje bij Anneke af.

“Laten we maar een erehaag vormen,” besluit ze, als de auto met de kist erin het rondje om de rododendrons inzet. Als de dragers ons met de kist passeren, groet ik meneer V., in navolging van Anneke, met een strakke buiging.

Van Stariks verslagen heb ik geleerd dat de vier dragers mee naar binnen gaan als er verder echt niemand is, zoals nu. Ze staan in het gelid als we binnenkomen, Anneke en ik horen nu, als gasten, bij meneer V.  Over de kist sprenkelt Monir de eerste noten uit van de Ederlezi, in de versie van Beirut. De Ederlezi is het belangrijkste zigeunerlied en toepasselijk voor iedereen die over de aarde zwerft. Het begint gedragen en eerbiedig maar al gauw zwellen de trombones aan en krijgt het geheel iets euforisch. Nu hoor ik ook telkens het woord Roma terug in de tekst en ik bedenk me dat meneer V. eigenlijk alles behalve een reiziger was. Hij had in de basis geen zwerversziel, maar zocht een huis, een schuilplaats in de wereld. De gedachte dringt zich aan me op dat zelfs zijn kist nog te groot voor hem is.

Daar denk ik aan terwijl het tweede muziekstuk over ons uitgestort wordt. De wereldberoemde Iraanse popzangeres Gogoosh was de Iraanse Twiggi. Iedereen die jong was in het pre-revolutionaire Iran kon haar hit Age Bemooni meezingen. In mijn hoofd zat meneer V. in hetzelfde schuitje als Gogoosh. Khomeini heeft hardhandig in hun leven ingegrepen. Gogoosh moest, omdat ze een vrouw was, haar zangcarrière op te geven en meneer V. vluchtte eerst naar het buitenland, en trok zich tenslotte steeds verder in zichzelf terug.

Anneke betreedt het spreekgestoelte. Rustig en kalm spreekt zij de woorden uit, richt zich tot meneer V.

Een half leven
I.M. A.V.

Je was één van velen. Maar wel erg alleen:
gestrand in Nederland zo’n dertig jaar geleden
en al een ruime dertiger toen je kwam.

Dan van het leven nog iets kunnen maken –
soms is dat teveel gevraagd. Geen mens hier
weet wat jij hebt moeten achterlaten,

vluchtend voor een schrikbewind. Al mag
worden vermoed dat herinnering je najoeg, met
spokende beelden van angst, verlies, gemis.

Soms wordt een leven iets om uit te zitten –
zoals een straf. ‘Hij was erg op zichzelf,’ zegt men
in ‘t dorpse mussenbuurtje waar het goed

schuilen was, achter de lamellen, in dit land
van vrijheid waar jouw tweede halve leven
haast als in een schimmenrijk zich heeft voltooid.

Kón het maar zijn – dat elke ontheemde op het laatst
een terugkeer was gegeven, in dat ene ogenblik
van diepste vrede uit zijn ban verlost, voorgoed.

Anneke Brassinga

Anneke legt het gedicht op de kist. “Met een eenvoudig handgebaar”, echoot Stariks nasale stemgeluid, knisperend van genot vanwege het clichématige van deze uitspraak. Terwijl Anneke knikt naar de kist, beukenfineer, klinkt Elton John’s Rocket man:

I miss the Earth so much, I miss my wife
It’s lonely out in space
On such a timeless flight

De jonge Iraanse animator Majid Amin herkende zijn eigen vluchtverhaal, en dat van velen, in de tekst en hij voorzag het lied van een nieuwe clip: http://www.promonews.tv/videos/2017/07/04/how-refugee-iran-made-elton-johns-rocket-man-video

De uitvaartleidster kondigt het laatste lied aan. Het Perzische melancholische lied Belal Belalom dat ik vond door te googlen op Persian Melancholic song. Op precies het goede moment, als de muziek aanzwelt, noodt ze de dragers naar voren. Anneke staat als eerste op. Ik talm een beetje, wil het moment van afscheid rekken. We schuifelen achter de baar aan het zonlicht in, de Oosterse klanken blijven in de kapel hangen. Buiten, waar de merels het overnemen, voeren we het tempo op. Het waarom daarvan wordt mij pas duidelijk als we een nieuw ontgonnen terrein van Barbara hebben bereikt, een aardige tippel.

Van te voren hebben we afgesproken een respectvolle stilte bij het graf in acht te nemen, om meneer V. iets moois toe te wensen. In die stilte dringt het stadsrumoer zich in haar volle glorie aan ons op, maar dat heeft wel iets, vindt de uitvaartleidster. Dat maakt je onderdeel van de wereld. Anneke en ik mogen een schepje zand op de kist gooien. Op de kist ligt het gedicht. Een witte roos dient als presse-papier. Dat vind ik mooi bedacht.

Bij de koffie vormen de dragers zo’n imponerend groepje, dat ik vergeet ze te bedanken. Wij staan met de uitvaartleidster bij de koffiejuffrouw, alle vrouwen in een hoekje verzameld, en wisselen gedachten uit over de waarde van rituelen. Rituelen stellen de zaken even glashelder, vertellen je dat deze gebeurtenis je volledige aandacht verdient. Dit kopje koffie is ook een prachtig gebruik, realiseer ik me. En hoewel het heerlijke koffie is, weiger ik een tweede. Omdat dit het moment is, waarop even alles klopt, en ik wil dat dat zuiver blijft.