Eenzame uitvaart #126, Amsterdam

Eenzame uitvaart nummer 126
V. U.
Dichter van dienst: Sasja Janssen

Van Bokhoven meldt: V. U. heeft op dinsdag 15 maart een einde aan zijn leven gemaakt door van de Torontobrug bij het Amstel Hotel af te springen. Om 17.08 uur. Eerder die dag meldde hij zich bij SPOR, een afkorting die wel iets met psychiatrie te maken zal hebben, meent Van Bokhoven. Daar werd hij ‘behandeld’, dat wil zeggen weggezonden, omdat er geen geestelijke afwijking werd geconstateerd. V. overleed dezelfde avond om 21.04 in het AMC.

V. U. werd op 19 maart 1974 geboren te Lietuva, Litouwen. Hij staat niet ingeschreven in het bevolkingsregister van Amsterdam, bevond zich hier ‘zonder vaste woon- of verblijfplaats’. Hij wordt dinsdag 29 maart gecremeerd op de Nieuwe Ooster, om 15.45 uur. De as gaat te zijner tijd naar zijn zuster, die in Engeland woont. Zijn vader, die in Litouwen werd gevonden, had hem graag naar huis gehaald maar daarvoor ontbreekt het geld.

Enig googlen levert op dat zijn zus, L. U., in Londen-Oost woont. Op datzelfde, verhulde adres staat V. volgens het stemregister ingeschreven. Vader woont in een onooglijk dorpje diep in de provincie. De zus laat via de ambassade weten dat zij niet naar de uitvaart kan komen om haar broer de laatste eer te bewijzen. Zijn as is genoeg. Die gaat te zijner tijd naar Engeland.

We hebben dus een crematie. De Nieuwe Ooster. Dinsdagmiddag, de lente schettert zonneschijn. Ofschoon de ondertemperatuur nog ijzig voelt, blijkt de winterjas toch overbodig meegenomen. Als ik aan kom fietsen, tref ik Van Bokhoven bij de ingang van de begraafplaats, waar hij op een parkeersteen heeft plaatsgenomen. Het maakt hem zeven centimeter groter. Als ik me bij hem voeg, stapt hij er weer af. Nu ga ik op de steen staan. Van Bokhoven vertelt dat de Dienst bij Man Bijt Hond op televisie komt, in drie delen, woensdag, donderdag en vrijdag. Een huisbezoek, iemand die sterft bij de dienst Pension, en tot slot: Hoe Nu Verder? Ik ben benieuwd. Even later arriveert ook dichter van dienst Sasja Janssen. We praten over het mensbeeld van Man Bijt Hond. Ik bied Van Bokhoven de steen weer aan, maar hij hoeft er niet meer op te staan.

Daar is ook de uitvaartleider, in gezelschap van een stagiaire. Ik overhandig hem de muziek, die ik voor deze uitvaart heb gekozen. Hij verwacht dat de lijkwagen wat later zal arriveren dan eigenlijk de bedoeling is. Bij vertrek uit het uitvaartcentrum had het verkeer nogal vastgestaan, had hij gezien. We kletsen wat over de vermiste Gijs Thio, wiens lijk gisteren gevonden is, in het water van het Oosterdok. De uitvaartleider weet van niets. Hij was op vakantie, in Thailand. ‘In Thailand?’ informeer ik. ‘Hebben ze daar geen zonneschijn?’ Dat komt omdat zijn hobby duiken is. Hij heeft zijn vakantie voornamelijk onder water doorgebracht. ‘Nou, dan bent u in ieder geval goed schoon geworden,’ doe ik gevat. Ik informeer of de stagiaire ook duikt. Misschien is dat wel verplicht, als uitvaartleider. Maar zij heeft nog nooit gedoken.

Daar is de auto. De uitvaartleider gaat de aula in orde maken, hij neemt de muziek mee. Hij zal het gaan testen, zegt hij. We hebben een nieuwe, kleine aula, net verbouwd. Er passen twintig krappe stoelen in. Er hangen heel veel donkergrijze, dunne doeken, met een abstract gatenpatroon erin, aarzelend tussen gordijn en vitrage. Boven ons hoofd een drietal ovale, platte kroonluchters met ledlampjes erin, heel veel ledlampjes, lichtlijnen. Er zijn geen dragers, we nemen met zijn drieën plaats op de voorste rij stoelen, heel dicht bij de kist. De uitvaartleider en zijn stagiaire blijven achter in de aula staan. Een medewerker van de begraafplaats, gehuld in een donkergroen kostuum, sluit de deuren achter ons, trekt de gordijnen verder dicht. Nu zitten we gevangen. Het eerste muziekstuk klinkt op: ‘Kwaede Tongen’ van De Kift. Prachtig melancholiek, met een althans voor mij onverstaanbare tekst. Ik heb zanger Ferry Heijne gemaild met de vraag wat of die tekst betekent, hij antwoordde: ‘De tekst en de muziek zijn afgeleid van het nummer ‘Beda’ van Vladimir Vysotsky. Het nummer Kweade tongen is gemaakt voor de voorstelling ‘De meester en Margarita’ van de Friese theatergroep Tryater, in samenwerking met De Kift, die afgelopen Oerol ten tonele is gevoerd.’ Hij heeft een link naar het origineel bijgevoegd, met een vrije vertaling van de tekst van Vysotsky. ‘Sa droech ik myn swiere lot oer tin iis, oer ien nacht iis. Mei in krak! Sakk’ ik dertroch, myn hert sonk as in stien. Mar hoe swier myn lot ek wie, it bleau hingjen oan in skos. Sûnt dy dei lit myn swiere lot net mear los. (…) Al it oare bleau foargoed: kweade tongen, ien nacht iis en myn hertebloed.’ In het Nederlands levert die laatste regel op: ‘Al het andere bleef voorgoed: kwade tongen, onbetrouwbaar ijs en mijn hartepijn.’

Dan komt Sasja naar voren en leest haar gedicht voor, met veel inlevingsvermogen. Ze begint heel hoog, en daalt dan naar een lager register, geeft de man die ze ontmoet de hem passende fluisterstem:

How to meet an angel

Nou bijvoorbeeld zo, je beklimt de Jakobsladders
passeert de man die daar maar wat staat te reiken
en je doet het hem voor, kijk je valt naar boven, kijk

zeg ik de jongen die van zichzelf een foto maakt
op de Torontobrug in mijn stad, daaronder de vuilgroene inkt
waarin jij naar serafijnen dook.

Ik ben de ongenode gast op zijn geschoten beeld
it’s allright allright fluistert de jongen die geen V.
heet maar wel je korte zwarte haar, je stenen ogen
leende voor zijn vakantieportret

dan als ik dat gezicht uitveeg met mijn vleugels doem jij op
je zwaait je wenkt je waait
en in het dikbuikige hotel aan de overkant van de rivier
drinken we op kosten van God een laatste ziggoerat.

© Sasja Janssen

Agnes Obel neemt het over met een kort, parelend pianostukje: Falling, catching. Hoe toepasselijk. Julia Stone zingt: ‘There were lights inside this dream.’ And I lost my heart. And I lost my faith, besluit ze. Dan is het stil. We gaan recht staan. Na een paar minuten komt de donkergroen gekostumeerde naar voren, schuift de gordijnen open. We buigen voor de kist, Sasja legt haar hand erop. We wandelen langs de grote aula naar een ook al nieuw verbouwde koffiekamer, waar een enorme afwasmachine prominent aanwezig is. Het donkergroene kostuum zegt dat hij de muziek heel mooi gekozen vond. Hij draagt een holle zwarte ring in zijn oorlel, zo een die je telkens een maatje groter kunt nemen, om een steeds groter gat in je oorlel mee op te rekken. Ook een hobby. De uitvaartleider vond de muziek ook mooi. Ik leg uit hoe ik tot mijn keuze ben gekomen. Dan is het aan Sasja om haar gedicht uit te leggen. De SPOR, vertelt ze, dat is dat nieuwe gebouw aan de Constantijn Huygensstraat, dat gebouw met die ladders eraan, waarop een mannetje staat met een rugzakje om, zijn armen reikend naar de hemel. Er is een hoop om te doen geweest, om dat beeld, waaraan het gedicht de titel ontleent, ‘How to meet an angel’. Door de kunstenaar Ilya Kabakov bedoeld als een mogelijkheid om te onsnappen, door de buurt gezien als een zelfmoordenaar, die op het punt staat van de ladder af te springen, niet netjes, vond men, bij een instelling die er toch op gericht moet zijn om zulke ongelukken te voorkomen. Het mannetje zelf bleef stoicijns ten hemel reiken onder alle commotie.

Dat beeld had Sasja dus voor ogen, toen ze het gedicht ging schrijven, en later, toen ze bij de Torontobrug ging kijken, trof ze daar ook echt een toerist, die een foto van zichzelf wou hebben, precies op de plek waar V. zich van het leven beroofde. Van Bokhoven stuurde een kopie van zijn paspoort op, die ik weer aan Sasja passeerde. De mannen vertoonden een opmerkelijke gelijkenis, al was de toerist zich nergens van bewust, hij kende het verhaal van V. niet. Met dat dikbuikige hotel bedoelt ze natuurlijk het Amstel Hotel, tegenover de brug. En een ziggoerat is dus een tempelberg, waarop men de goden vereerde, besluit Sasja haar uiteenzetting. We nemen allemaal een tweede kopje koffie. Op kosten van God, of meer precies, op kosten van de Dienst.

© voor het verslag: F. Starik.