Eenzame uitvaart #1, Antwerpen

Eenzame uitvaart te Antwerpen, nummer 1
I.M. ELHASSAN OUGFA
Antwerpen, verslag meldt begraafplaats en tijdstip niet.
Dichter, en tevens van verslaggever van dienst: Maarten Inghels

EEN MOEILIJK LIEF
21.11.08 overgenomen van: http://maarteninghels.collectiefwolf.be/2008/11/21/moeilijk-lief/#more-707

Enkele jaren geleden hoorde ik voor het eerst iemand over De Eenzame Uitvaart vertellen. Dat moet Andy Fierens geweest zijn, die vertelde dat Bart F.M. Droog het project onder zijn toenmalige stadsdichtersvleugels nam. Deze Groningse dichter nam zich bij de aanstelling als stadsdichter voor de uitvaarten te bezoeken waar niemand anders kwam en besloot, namens de stad, de zogenaamde eenzame uitvaart met een gedicht te begeleiden. Het was F. Starik uit Amsterdam die het project verder uitdacht, enkele belangrijke aanvullingen deed en er een mooi boek over schreef met de toepasselijke titel ‘De eenzame uitvaart’. Na het lezen van het boek was ik gewonnen. Ik wilde De Eenzame Uitvaart naar Antwerpen halen. Een grootstad met dezelfde kwaaltjes en margefiguren als Amsterdam. Een stad met een stroom waar wel eens eenzame figuren in werden gevonden. Straten waar mensen geregeld in verdwaalden, en ook nooit meer uit terug kwamen. Een stad dewelke wordt beschouwd als ‘een moeilijk lief’ (volgens Lanoye’s stadsgedicht).

De eenzame uitvaart in Antwerpen organiseren zou de eerste grensoversteek zijn. Het initiatief kent in Nederland landelijke bekendheid (er zijn Eenzame Uitvaarten in Amsterdam, Utrecht, Den Haag, Groningen, …) maar vooralsnog reageerde Vlaanderen hier niet op. Nochtans moet een grootstad zoals Antwerpen, met eveneens een traditie van stadsdichters (Tom Lanoye, Ramsey Nasr, Bart Moeyaert en Joke van Leeuwen), eenzame uitvaarten kennen en kan het tot het takenpakket van een stadsdichter behoren. Een Eenzame Uitvaart is een typisch stedelijk fenomeen en kan begeleid worden door dichters om zo aandacht te besteden aan een maatschappelijk probleem, dat vaak vanuit de marge weerklinkt, maar dat weinig weerklank kent in de maatschappij.

Het toeval wil dat ik in het kader van mijn opleiding Nederlands, theater-, film- en literatuurwetenschappen een stage van twintig dagen moest voltooien in een theatergezelschap, in de literatuur of in een filmhuis. Ik wist dat twintig dagen nooit voldoende zouden zijn. Veel te kort. In april 2008 ging ik langs bij Michaël Vandebril, coördinator van Antwerpen Boekenstad, de organisatie die het stedelijk letterenbeleid in Antwerpen verzorgt en de stadsdichters begeleidt in hun takenpakket, en deed het concept ‘De Eenzame Uitvaart’ uit de doeken. Ik moest een organisatie hebben die me zou bijstaan in de organisatie, en bovenal geld had.

F. Starik stapte naar het Amsterdams Fonds voor de Kunst en kreeg voor ‘De Eenzame Uitvaart’ als sociaal-artistiek initiatief subsidies om de dichters bij twintig eenzame uitvaarten te vergoeden. Dit is een belangrijk punt. Als de dragers, de uitvaartleider, de beheerder van de begraafplaats, volgens F. Starik, betaald krijgen voor hun werk, waarom de dichters dan niet? Het geld maakt een beslissend verschil in de receptie van de opdracht; er wordt gevraagd een echt gedicht te schrijven. Er zal geen vals gejammer klinken. Wat later werd de Stichting de Eenzame Uitvaart opgericht.

Michaël was enthousiast: ik kreeg vanaf september 2008 een bureau, een computer, een telefoon, twintig dagen en zelfs een beetje geld. Naast ‘De eenzame uitvaart’ mocht ik ook de ‘Donderdagen van de poëzie’ voor seizoen 2009 programmeren, twee donderdagen in de maand poëzielezingen in het Letterenhuis en de bibliotheek Permeke.

In juli 2008 pleegde de diepgelovige Marokkaanse Elhassan Ougfa zelfmoord. Hij woonde in een zelfgebouwde hut in het bosje naast het koninklijk paleis van Laken. Voorheen berichtten enkele kranten over de merkwaardige woonplaats van de dakloze man (hij had een zelfgebouwde oven en een mini-moskee), en voornamelijk over zijn strategisch gekozen plaats als ‘buurman van de koning’. Hij ging evenwel een Eenzame Uitvaart tegemoet aangezien geen familieleden werden gevonden om de repatriatiekosten te vergoeden. Het Brusselse Collectief voor Straatdoden calculeerde dat er jaarlijks 30 daklozen sterven in de Brusselse straten, vaak eenzaam en verlaten (Bron: De Morgen).

Ik schreef toen het gedicht ‘Elhassan Ougfa’ om te weten of deze hachelijke taak mij lag, en om het fenomeen aandacht te geven. Het gedicht verscheen op mijn persoonlijk weblog:

ELHASSAN OUGFA

Je had alles kunnen worden maar werd
het niet; een winkelier van lege dromen
verzameld in een oude pan, of een prins
die zijn buren bezoekt. Voor niets ging
je op de foto in de krant, met je stofjas
en broek gestreken aan de muren van je hut.
Misschien had je met al het opgespaarde leed
een letter kunnen kopen, om zo je verhaal te vertellen.
Over de sleutel op je deur tegen hoge ogen
van paleiskantelen. Of het sprookje van de cirkel
met vondsten die zich steeds dieper het bos in groef.
De ijskast als een wasbak. Achter in je hut had je een moskee,
misschien bidde je daar ’s avonds met de koning mee.

© Maarten Inghels

Een bureau, een telefoon en een computer waren niet genoeg voor Eenzame Uitvaarten. Ik mailde F. Starik om raad. Vrij snel kreeg ik antwoord, maar dat klonk erg voorzichtig. Er werd me duidelijk gemaakt dat er geen geklungel aan het graf gewenst was. Starik waarschuwde me voor: “de medewerking van de instantie die de eenzame doden bij jullie ‘verwerkt’: zij moeten het een goed idee vinden, anders heb je niets. Daaruit voortvloeiend: het is een uiterst delicate zaak, zeker in de ogen van instanties, die met een heel ander begrippenapparaat en referentiekader aan hun doden denken dan waarmee de dichters werken: het is dus van het allerhoogste belang dat je erin slaagt om de betrokken Dienst (*) van het belang te overtuigen.” Gelukkig had ik die dienst al gevonden: Antwerpen Boekenstad. Een week later stonden Starik en ik samen op het poëziefestival Onbederf’lijk Vers in Nijmegen. Met een bang hart vertrok ik met de trein maar mijn angst was ongegrond. Vinkenoog, wie ik daarvoor al had ontmoet, riep mijn toekomstdromen over uitvaarten met dichters in Antwerpen naar Deelder en omstaanders en Starik riep na mijn optreden – voor het laatst met losse blaadjes, een week later zou mijn debuutbundel uitkomen – “goed, sterk spul” en gaf daarmee zijn zegen voor De Eenzame Uitvaart in Antwerpen.

In De Morgen van 25 oktober 2008 verscheen ook het artikel over de verlaten baby in het Rivierenhof waar men met een uitvaart afscheid van nam, nomen nescio. Er werden nooit ouders of nabestaanden gevonden. Een moeilijke taak voor het OCMW, waarbij de Eenzame Uitvaartdichter een hulp bij kan zijn, om de aandacht te richten op zulke akelige fenomenen, maar evengoed om een respectvolle uitvaart te verzorgen. Ik had ondertussen al contact gehad met het OCMW die me doorverwezen naar het Departement Maatschappelijke Integratie (cel CMO). Het telefoongesprek met dit departement was hoogstens merkwaardig te noemen. Wanneer ik het concept uit de doeken deed werd het even stil aan de andere kant van de lijn. Ik vroeg hoeveel zogenaamde eenzame uitvaarten er jaarlijks plaatsvonden. Daar moest de mevrouw even naar zoeken. Enkele dagen later, op de treinreis Antwerpen – Nijmegen, belde ze me terug en vertelde dat het OCMW jaarlijks zo’n 500 uitvaarten verzorgt; voor mensen zonder geld, zonder dak of zonder papieren. Toen moest ik even slikken, ik verstond ze slecht door het razen van de trein, maar die 500 uitvaarten had ik goed gehoord. Ze stelde me voor een aanvraag in te dienen voor een ‘projectsubsidie voor culturele, sportieve en sociale participatie van OCMW Klanten’.

Dat dossier is nu af, met de vraag voor subsidie om jaarlijks 20 Eenzame Uitvaarten te vergoeden. Ik belde de functionaris van de begrafenisondernemers van het OCMW op en maakte een afspraak voor een gesprek.

© Maarten Inghels

(*) Met die Dienst werd de Sociale Dienst bedoeld, die in Amsterdam zo’n vierhonderd uitvaarten van ‘minvermogenden’ verzorgt, en in Antwerpen dus nog een honderdtal meer, niet een mogelijke geldschieter. (F.)