Eenzame uitvaart #137, Amsterdam

Eenzame uitvaart nummer 137
I.M. S. V.-K.
12 maart 1920 – 17 december 2011
De Nieuwe Ooster, donderdag 29 december 2011
Dichter van dienst: Menno Wigman

Het komt zelden voor dat er in de laatste dagen van het jaar géén eenzame uitvaart wordt aangemeld. Er wordt deze keer gelukkig ruim de tijd gegeven, de uitvaart wordt al op 23 december aangekondigd – er is nog gelegenheid om iemand te bellen voor men aan het kerstdiner is aangeschoven. Iemand. Astrid Bussink komt met haar ploegje voor ‘Het uur van de wolf’ de uitvaart filmen, haar laatste, zo is beloofd. Dat betekent, onder andere: geen Neel, geen Anneke, geen Eva. Ik denk Maria, maar die gaat op vakantie. Aha. En ze is al eens gefilmd. Menno Wigman. In de voorbereidingen voor de documentaire heeft Bussink Wigman al gesproken. En hij was toen enthousiast over haar idee om oude fotoalbums te filmen, fictieve, vergeten levens. In plaats van de uitvaart zelve, was het toen nog. Hoe dan ook: Menno is beschikbaar. Hij schrijft:

“Al op kerstnacht begon ik aan een gedicht voor S. V.-K., een Tsjechische vrouw die in de zomer van 1945 naar Amsterdam kwam en daar op dinsdag 21 december overleed. S. werd 91 jaar. Haar Marokkaanse buurvrouw heeft zeventien jaar lang ‘met heel veel liefde’ voor haar gezorgd. En haar dochter, vertelde de buurvrouw, ‘had zich geen betere oma kunnen wensen’.

Omdat Marokkaanse vrouwen geen uitvaart mogen bijwonen en omdat de enige twee familieleden van S. niet uit Slowakijke wilden overkomen, waren er geen aanwezigen bij haar uitvaart.

Anders dan gebruikelijk bij eenzame, soms anonieme doden was de woning van mevrouw V.-K. ‘pijnlijk netjes’. In Extreme overlast. Portretten van op drift geraakte levens schrijft Paul Teunissen van het Leger des Heils: ‘Aan iemands slaapplaats is de mate van verval te zien. Slapen ze eenmaal op de bank, dan is het goed mis. Uitkleden doen ze zich dan ook vaak niet meer. De kleren die ze aanhebben, dragen ze al maanden.’

Niets van dat alles bij S. Ze zag er tot op hoge leeftijd buitengewoon verzorgd uit en stond er op dat haar woning een toonbeeld van netheid was – hoe weinig bezoek ze verder ook ontving.

Tijdens het doorzoeken van haar woning ontdekte een gemeenteambtenaar dat S. steevast het saldo van haar bankafschriften had weggeknipt. Toen ik dit hoorde moest ik onmiddellijk aan de grote Arthur Schopenhauer denken, die zo achterdochtig was dat hij zijn zakelijke notities onveranderlijk in het Latijn en Grieks schreef. Uit angst voor dieven verborg hij zijn waardepapieren en rentecoupons altijd in oude brieven en muziekboeken.

Toen ik met de buurvrouw van S. over het angstvallig wegknippen van haar banksaldo sprak, moest ze hartelijk lachen en zei ze dat ze niet eens wist dat er nog papieren bankafschriften bestonden. Ik dorst haar niet te vertellen dat ik ook nog altijd graag bankafschriften ontvang, al moet ik daar van de immer vriendelijke ING voor bijbetalen.

Ik schrijf dit op 30 december 2011. Over een week zal de ING mij een eindafschrift over het voorbije jaar sturen. Ook bij S. zal nog één keer een jaarrekening op de deurmat vallen. Nog even en er zal een nieuwe huurder in haar woning trekken. Nog even en er zullen geen papieren bankafschriften meer bestaan.

‘De dood maait maar door, onvermoeibaar als hij is,’ schrijft Schopenhauer. De toekomst ook.

Dat S. zacht en zonder herinnering moge slapen.”

Schrijft Menno Wigman, dus, op mijn verzoek om de contouren van deze uitvaart vast te schetsen, opdat ik er de komende dagen zelf minder werk aan zou hebben, nadat de uitvaart daadwerkelijk plaatsvond. Vergelijkbare woorden had hij al gesproken in de kleine aula, voorafgaand aan zijn gedicht voor S. De uitvaartleider had daarvoor ook al gesproken. ‘Met muziek, woorden en onze aanwezigheid gedenken wij S. V.-K.,’ had hij gezegd. ‘En dan geef ik nu het woord aan Menno Wigman.’ Dat staat mooi op de film. Menno had de muziek uitgezocht. Kachatoor Avedissian: ‘Berceuse’ uit ‘Oratorium In Memory Of The Armenian Genocide Of 1915’, gevolgd door Maurice Ravel: ‘Le jardin féêrique’ om te eindigen met Eric Satie, ‘Gnossiene’ nr. 5. Van Bokhoven was er, in gezelschap van chef Kiewik. En Bianca Sistermans, de fotograaf die mij als stadsdichter anderhalf jaar lang volgde.

‘Als je ooit een eenzame uitvaart wilt fotograferen, moet je het nu doen: deze uitvaart is toch al bedorven, omdat hij gefilmd wordt.’ Nu is ons gezelschap compleet. Van Bokhoven heeft zelfs een koffer voor de cameraploeg gedragen. We zwijgen hartstochtelijk. We doen precies dat wat we moeten doen. Stilzitten, luisteren en zwijgen. Nergens speciaal naar kijken. Niet uit een ooghoek controleren of je in beeld bent, of je onopgemerkt een stukje kunt gaan verzitten, je hebt ineens een verschrikkelijke jeuk boven op de je hoofd gekregen. Je zou wel willen hoesten. Je slikt. Je kunt jezelf horen slikken. Het eerste muziekstuk wuift voorbij. De uitvaartleider zegt dat Menno Wigman zal spreken. Menno leidt zijn gedicht in.

Eindafschrift

Ze zeggen dat u pijnlijk netjes was.
Nu rust u keurig in een houten jas,
ontglipt aan meer dan negentig jaar zonlicht.

Ze zeggen ook dat u jaar in jaar uit
het saldo van uw bankafschriften heeft
geknipt. Voor wie? Voor wat? Ik ruik een angst,

een scheve angst en ook veel achterdocht.
Het zijn mijn zaken niet, dat spreekt. Ik hoop
alleen maar dat u dankbaar heeft geleefd

en onbevangen tot het duister treedt.
Straks stuurt de ING een eindafschrift.
Uw diepste angsten zijn allang gewist.

© Menno Wigman

Menno vouwt zijn gedicht in drieën, steekt het in een envelope, likt die dicht, legt de brief dan op de kist, samen met de bos witte rozen die hij voor mevrouw V. heeft meegebracht. Gaat weer zitten. De cameraploeg neemt een andere positie in.

Bij het laatste nummer vraagt de uitvaartleider ons om te gaan staan. We luisteren Satie, staande, het hoofd licht gebogen, wachtend op het einde van de muziek, wachtend tot de deuren van de aula opengaan en de jonge, studentachtige dragers in ganzenpas binnenkomen, keurig reageren op de gemompelde, gedetailleerde, beknopte bevelen van de chef: kwartslag links. Hoed. Buiging. Kwartslag rechts. Kist. Heren alstublieft. Daar verdwijnen ze.

Wij blijven achter. Mevrouw zal worden gecremeerd. Zo luidde haar verzoek. De cameraploeg volgt de kist. Wij stappen naar buiten om te roken. Later die middag zal men die prachtig onderhouden woning bezoeken om te laten zien hoe mevrouw V.-K. daar woonde, in de Cornelis Outshoornstraat in Geuzenveld, een aanleunwoning bij een verzorgingshuis. Keurig. Tot die laatste maand in het ziekenhuis. Het was volbracht, haar leven was voltooid, het was af.

voor het verslag: F. Starik.