Eenzame uitvaart #136, Amsterdam

Eenzame uitvaart nummer 136
H. J. A. B.
Dichter van dienst: Sasja Janssen

Ali Mahmood meldt: ‘We hebben een gezamenlijke overledene.’ Meneer B. H. J. A. Geboren 23 december 1945, in Breda. Op 13 oktober 2011 om 16 uur overleden in het Boven IJ ziekenhuis, in Amsterdam Noord. Bij leven woonachtig in de Bremstraat, ook in Noord. Hoe lang meneer in het ziekenhuis gelegen heeft, weet meneer Mahmood niet, en ook niet waaraan hij is overleden. Ongehuwd, geen kinderen, dat weet Ali wel, en ook dat hij nog een broer en twee zusters heeft: ‘Niks mee te maken hebben, lang geen contact meer, veertig jaar, zoiets.’ Ik vraag hem of hij de woning heeft bezocht. Dat heeft hij. ‘Niet echt, gewoon, een bende, niet prettig, weinig meubels ook. Maar dat hoeft niet in het gedicht,’ vat Mahmood zijn bevindingen samen. Meneer B. genoot een AOW-uitkering. Net 65 geworden. Of en wat voor werk hij had, kan Mahmood niet vertellen. ‘Dat weet ik niet.’
Er is geen testament, de melding kwam binnen via PC-uitvaartzorg. Meer krijg ik er niet uit. Als ik H. J. B. googel, levert dat geen resultaten op.

Hij wordt op woensdag 26 oktober begraven, om 10 uur ‘s morgens op St Barbara. Dichter van dienst: Sasja Janssen.

Woensdagochtend. Het regent niet, maar daar is dan ook alles mee gezegd. Bij de poort van de begraafplaats staan de dragers in het gelid, de uitvaartleider in het midden. Grijs, overal op zijn gezicht even kortgeknipt haar, hetzelfde haar, ik bedoel: er is geen verschil tussen hoofd- en baardhaar. Glimlachend rijd ik de erehaag door, de dragers buigen, lichten hun hoed. Op de begraafplaats tref ik de oude heer Degenkamp, lichtgebruind van zijn vakantie. Nog een ruime week voor zijn officiële afscheid. Sasja Janssen zit op een bankje. Ik wil me bij haar voegen, maar Degenkamp weerhoudt me, er is veel bij te kletsen. Dat doen we. Als ik merk dat ik mijn zakdoeken vergeten ben, volgt hij me naar de koffiekamer, waar ik de koffiedame tref, die De Telegraaf aan het lezen is. Weer buiten snuit ik mijn neus. ‘Loopneuzenweer,’ zal Sasja Janssen even later opmerken. En dat er een filmploeg rondloopt, ergens, op de begraafplaats. Maar die kan ook alweer verdwenen zijn. ‘Beau van Erven Dorens,’ merkt zij op, volgens mij was die erbij. ‘Achter de schermen,’ helpt Degenkamp, ‘het is voor een programma dat achter de schermen heet. Ze komen bij ons achter de schermen kijken.’

Van Bokhoven arriveert, met een stagiaire. Ze vertelt dat ze mijn boek aan het lezen is. Dat heeft ze van Van Bokhoven geleend, die zorgvuldig in het midden laat wat hij zelf met het boek gedaan heeft, behalve het uitlenen. Van Bokhoven vindt dat het lekker weer is, het gaat niet regenen vandaag, zegt hij. Prompt begint het heel zacht te regenen. Sasja overhandigt de muziek die ze heeft meegenomen aan de borstelige uitvaartleider, die zijn voorkeur voor drie keer licht-klassiek niet verhullen wil. Dit is drie keer kort-klassiek, maar net iets zwaarder. We kunnen naar binnen. Elly Ameling zingt een lied van amper een minuut, dan komt Sasja naar voren, met kleine, afgepaste stapjes, het is bijna trippelen. Ze leest, beheerst, haar gedicht voor.

Liever bloemen

Wij moeten dringend met elkaar spreken, ik ben daarvoor ingehuurd
of u het nu aanstaat of niet, wij huurlingen denken in vertakkingen
U dwaalde vaker onder de lucht van inkt die de bloemen bevlekte
Dat hebben wij in ieder geval gemeen, wij lachen opgelucht in deze doodskamer

De nachten worden niet meer in zwart gedrukt, uw doopnamen letters
die u niet meer bij elkaar houden, tijd en ruimte kwellen nu anderen
maar nog één keer lopen wij langs papaver, ranonkel, sleutelbloem
naar de wangen van het havenwater

Wij zijn uitgesproken, of heeft u nog wat? Het is u te zoetig? U bent
zo anders? Wacht maar tot de grond u neemt, net als uw nacht
Ik geloof dat we elkaar begrijpen, laat die bloemen toch slapen

© Sasja Janssen

Het gedicht schuift ze opengeslagen op de kist, waar men doorgaans geneigd is het gedicht toe te vouwen, in drieën, in vieren, afhankelijk van hoe het gedicht oorspronkelijk gevouwen was. Misschien dat haar gedicht nooit gevouwen is geweest, afkomstig uit een ruim formaat tas, van een naar oranje neigend bruin, die tas, de dichter zelf is in het zwart gekomen, netjes. Bach dan, sonate in F. Adagio. Voor wie van nummers en getallen houdt: BWV 1022. Het laatste muziekstuk werd geschreven door de componist Buxtehude, nooit van gehoord. ‘O Herzlich lieb hab ich dich o Herr.’ We kunnen naar buiten. De uitvaartleider schuift het gedicht onder een van de knoppen van de kist, draait die extra aan, zo, die zit. Aan het eind van de pad zien we de filmploeg staan. Mooi beeld. Achter de schermen. Men houdt afstand. Als de kist gedaald is, het schepje zand geworpen, we teruggelopen zijn naar de aula, zien we Beau gearmd met de jonge mevrouw Degenkamp, Jacqueline, terug naar het kantoortje lopen. Ze zwaait trots naar ons. Meneer Degenkamp vertelt dat toen zijn vader stierf, hij een bordje bij de ingang van de begraafplaats heeft gehangen: ‘Wegens sterfgeval gesloten’. Hij bedoelt maar te zeggen dat een begrafenisondernemer nooit vrij heeft, achter de schermen. Dat moet in dat programma dan ook tot uitdrukking worden gebracht. Zaterdag komt er een groot stuk over zijn afscheid in Het Parool, daar heeft hij dat van dat sterfgeval ook aan verteld.

© voor het verslag: F. Starik