Eenzame uitvaart #34, Den Haag

Verslag van de eenzame uitvaart van M. W.,
geboren op 18 mei 1969 in Polen, overleden op 6 juli 2011 in Den Haag.
Woensdag 13 juli 2011, 9.00 uur, Nieuw Eykenduynen, Den Haag
Dichter van dienst: Ruth van Rossum

Zaterdag 9 juli.
Henk mailt de gegevens voor de eenzame uitvaart van komende woensdag. Het gaat om M. W., geboren op 18 mei 1969 in Polen. Hij stierf op 6 juli in een hospice in Den Haag, ernstig ziek. Waarschijnlijk heeft hij Polen al een tijd geleden verlaten. Vóór hij naar Nederland kwam woonde hij jaren in Duitsland. Hij werkte hier via een uitzendbureau in de tuinbouw. Er is contact geweest met zijn familie in Polen. Zij komen niet naar de uitvaart. Daarom hebben ze hun afscheidswoorden gemaild, ik zal die woensdag namens hen uitspreken. De ceremonie wordt opgenomen en later naar hen toegestuurd. Ik bel met het hospice. Zondag mag ik langskomen om te kijken waar de heer W. zijn laatste weken leefde.

Zondag 10 juli.
In het hospice maak ik kennis met de betrokken en sterke Corinne. Zij laat me de afdeling en de kamer van M. zien en vertelt over hem. Ook zij weet niet heel veel. Vóór hij hier kwam woonde hij een paar maanden bij een stichting die opvang en begeleiding biedt aan dak- en thuislozen. Hier in het hospice is hij zes weken verzorgd. Ik sta in de kamer waar hij lag en kijk door de ramen naar de frisse bomen langs de weg. “Toen hij binnenkwam woog hij 37 kilo en het is niet meer geworden.” Hij had niets dan de kleren die hij droeg. De heer W. was een laten we zeggen eigenzinnige man, “hij wist wat goed voor hem was ook als het niet goed voor hem was”. Hij wilde niet eten en voelde zich hier erg in de gaten gehouden. Ik vraag hoe hij zijn naderende overlijden tegemoet zag. Er was niet zoiets als berusting, zegt Corinne, hij accepteerde niet dat het erg slecht met hem ging. Kort geleden belde hij met zijn zus in Polen om te vertellen wat er aan de hand was. Naar verluidt deed hij dat nogal omfloerst, zodat zij bij het bericht van zijn overlijden totaal verrast was en buiten zichzelf. Ze heeft foto’s gemaild, foto’s van een stevige blonde man met zijn familie. “Aan hoe ze naar elkaar kijken kun je zien dat er warmte was in het gezin”. Wat is er daarna, onderweg, gebeurd, dat het op deze manier en hier eindigde? Het is vreemd, zegt Corinne, als je geboren wordt is iedereen blij, en dan kan het dus zo gaan. Als ik wegga ben ik onder de indruk. Van het verhaal over M., van Corinne, en van de plezierige sfeer en de zorg in het hospice.

Dinsdag 12 juli.
’s Avonds zoek ik de muziek uit: Wild Is The Wind, gezongen door David Bowie, en Further On Up The Road, in een zeer sobere uitvoering van Johnny Cash.

Woensdag 13 juli.
Een grauwe dag. Het regent even niet als ik naar Nieuw Eykenduynen fiets. Henk is er al. Omdat er geen andere mensen zullen komen heeft de heer Ravestein van het uitvaartcentrum een aantal collega’s gevraagd om zo dadelijk op de eerste rij te gaan zitten, “anders ziet het er voor de familie zo leeg uit”.
Met Wild Is The Wind lopen we de grote aula in. Henk en ik gaan links zitten, de mensen van Nieuw Eykenduynen rechts. Rond de kist vier grote brandende kaarsen. Op de kist een eenvoudig maar lieflijk wit bloemstuk. Van het hospice. Zij doen dat altijd, vertelt Ravestein.
Na de muziek heet hij ons welkom en geeft mij het woord. Ik begin met de toespraak van de familie:

We kunnen het nog niet verwerken dat je niet meer bij ons bent.
Je was altijd ver weg van ons, zoekend naar een eigen plek in de wereld.
Toch hebben we altijd contact met elkaar gehouden.
Vooral de laatste periode belde je veel. Je vertelde ons over je ziekte.
Je was rustig. We hoorden geen verdriet of spijt.
Je was je toen waarschijnlijk al bewust van de eindigheid van je leven.
Wij beseften toen niet dat het allemaal zo snel zou gaan.
We danken je voor dat je was wie je was en dat je er was.
Je was altijd behulpzaam en je stond klaar voor ons allemaal.
Uit jouw naam willen we alle mensen bedanken die voor jou zorgden en die je tijdens je ziekte geholpen hebben. Het was een moeilijke periode.

Dan draag ik het gedicht voor. Voor deze man, veel te jong, veel te licht, een veertje in die grote kist naast mij.

Als je geboren wordt is iedereen blij

Amoeben in onzichtbare ketens. Miljarden partikels van overal.
Je land en je volk. Wat daaraan vooraf ging. De tijd, het gebied.
Het inwendige theater van meereizende verstekelingen. Oude
gebeurtenissen in de familie. De hele chemische santenkraam.

En zo was dit uw kamer op het eind. U kwam hier binnen met
niets dan uzelf, een broek, een trui – geen goederen of geld.
We pakten uw handen vast om u niet alleen het laatste pad te
laten gaan. U liep toch alleen, zoals u het al jaren had gedaan.

Als je naar je demonen kijkt word jij kleiner en zij groeien. Ze
eten je op. Denk maar liever aan bomen. Bomen zijn wolken.
Bomen zijn cirkels glinsterende vissen en regengeluid. Bomen
zijn kamers koel en groen waarin je veilig bent voor de wereld.

Toen u werd geboren was iedereen blij. Wij eren de mens. Het
kind dat u was. De zoon en de broer. De reizen die u maakte en
uw nieuwe landen. De wegen die u ging. De lachende man. Uw
lichaam, uw huis. Fragmenten van ketens. De handen van God.

De uitvaartbegeleider vraagt ons te gaan staan en stil te zijn.
En tenslotte luisteren we naar Johnny Cash:

One sunny mornin’ we’ll rise I know
And I’ll meet you further on up the road.

Na afloop is er koffie. Van de heer Ravestein leren we veel over zijn werk. Ik mag zelfs mee om de kist te begeleiden de oven in. Hij verzekert ons dat ook de gemeente-uitvaarten veel aandacht krijgen, zodat er een waardig afscheid is. Zoals dit afscheid van M. W.

 gedicht en verslag Ruth van Rossum, 2011