Eenzame uitvaart #83, Amsterdam

Eenzame uitvaart nummer 83
De heer H.F. K.,
geboren 17 september 1946 te Amsterdam, † 5 oktober 2007 bevonden in zijn woning te Amsterdam.
Nieuwe Oosterbegraafplaats, maandag 15 oktober 2007, om 10.15 uur
Dichter van Dienst: Eva Gerlach

De heer K. woonde op het Westbroekplein, in Amsterdam Zuid Oost, nabij metrostation Gein. Hij is nooit getrouwd geweest, geen kinderen, ouders overleden, geen broers en/of zuster. Er is geen testament. Hij is bevonden op 5 oktober, door de politie, om 15.45 uur, hij heeft vanaf 19 september op de woning gelegen. Henk Plenter van de GG& GD heeft de sleutels opgehaald om de woning schoon te maken. Volgens het Ambtsbericht beschikte hij over drie rekeningen bij de Postbank, goed voor in totaal 19.000 euro. Dat wordt overgedragen aan de Dienst Domeinen. Ton van Bokhoven meldt telefonisch dat er niemand van de Dienst aanwezig zal zijn. Ali Mahmut keert maandag terug van vakantie, en is dan op kantoor nodig, Van Bokhoven vertrekt morgen voor acht dagen naar Frankrijk om uit te rusten.

Van Bokhoven heeft de woning bezocht. Het was een nette woning. Veel details willen hem niet te binnen schieten. ‘Een onverdraaglijke stank. Mondkapje, handschoenen, van die voetbeschermers om je schoenen. Alle ramen open, en dan erin en eruit om de administratie te zoeken.’ Er stond wel een bankstel, een paar kastjes, de enige slaapkamer in de woning was nog niet behangen. Van schilderijen aan de wand heeft hij niets gezien, er hing wel wat, maar wat? Hij kan het zich niet te binnen brengen. Wel stond er een elektronisch orgel. Dat heeft hij gezien. Op de Nieuwe Ooster wordt georgeld. Dat komt dus goed uit. De heer K. genoot een minimale uitkering van de DWI. Dan mag je maximaal 9.000 euro spaargeld hebben, dat stond op een rekening, de rest van zijn geld was verdeeld over twee andere rekeningen. ‘Dat had hij dus wel slim gedaan.’

Hij had bijna dezelfde postcode als de dichter van dienst. En hij is in hetzelfde jaar geboren. Dat schept onwillekeurig toch een band. Eva Gerlach is bereid meneer K. een laatste woord mee te geven. Die maandagochtend zie ik haar ruim op tijd verschijnen, in een lange, glanzend zwarte regenjas, terwijl een lage najaarszon ons hard beschijnt.

Vorige week zag ik de tuinmannen bezig de eenjarige bloeiers uit het perk voor de aula te verwijderen, nu staan er de rul gespitte zwarte aarde dappere viooltjes, op eenzame afstand van elkaar. We treffen dezelfde blondgeverfde uitvaartleidster als de vorige keer. Ze vraagt opnieuw naar de muziek. Het beste zou zijn iets eenvoudigs ten gehore te brengen uit zo’n lesboek dat mensen die een orgel hebben doorgaans op de plank hebben staan, vindt Gerlach. Dat lijkt een goed plan. En niet te moeilijk voor de organist. Bij ons kleine gezelschap sluit zich Guus Luiters aan, in een vorig verslag ten onrechte naar de bijna gelijknamige dichter vernoemd, maar deze Guus is de directeur van het uitvaartmuseum dat op de Nieuwe Ooster is verrezen. Precies om tien uur treden we de grote aula binnen.

De organist speelt ‘Greensleaves’. De uitvaartleidster treedt naar voren, bedankt ons voor onze komst, vertelt dat we vandaag de heer K. gedenken, met muziek en met een gedicht. Ze glimlacht erbij, knikt bij iedere zinsnede heftig met haar woorden mee, alsof het nodig is ze met een beweging tevoorschijn te trekken, heel mooi. ‘Mag ik dan nu mevrouw Gerlach het woord geven’, nodigt ze met een aanmoedigend handgebaar de dichter van dienst naar voren.

DAT ER

Ik liep door uw C1000, meneer K.,
Soep in Zak voor 1 euro, kale boel,
het karretje liep vast, waar vind je vervanging,
niet hier; ik stond nog wat bij een grachtje van niks,

hoorde ekster en kraai, een rimpel liep over het water,
iemand riep tegen zijn vrouw ‘hou je kankerbek dicht’,
iemand zat achter een hengel en iets in de lucht
zei ‘roep me dan, roep me’ – daardoor verkleuren de bomen

zoals u weet; hebt u eigenlijk ooit, meneer K.,
uw tong tegen die van een ander gelegd en gevoeld
wat leven is, zou u niet, wilt u
mij en iedereen voordoen hoe je zo stil

en zonder dat iemand het merkt verdwijnt uit de wereld,
alles wat je hebt opgespaard loslaat, je wilt
geen boodschappen meer doen, je wilt je niet in je
vingers snijden tenslotte, je wilt

dat er genoeg is en het is genoeg.

© Eva Gerlach

Zo roept de dichter een stille wereld in ons wakker met een vreemde intimiteit, meneer K., een man met een tong, een tong die je tegen een andere tong kunt leggen om zo te voelen wat leven is, we schrikken er bijna van. De microfoon versterkt haar stem luid genoeg om een roezemoezende menigte toe te spreken, misschien is het deels dat wat haar woorden zoveel gewicht meegeeft. Het geluid is eigenlijk te goed, de woorden wegen zwaar. Waar het op Sint Barbara wel het wil voorkomen dat een dichter met een zachte stem slechts nauw voor de schaarse toehoorder verstaanbaar is, hier klinken de woorden met een ministerieel gezag. Alsof een heel belangrijk iemand wordt weggebracht.

De organist interpreteert het thema uit ‘Young Amadeus’ op unieke, schoolse wijze: hij speelt de noten wel zo ongeveer zoals ze kennelijk staan opgeschreven, maar legt op geen enkele wijze bloot waarom die noten zo staan opgeschreven, ongeveer dus. Op dezelfde wijze genieten wij van ‘Eine kleine Nachtmusik’ van Mozart, Amadeus. Later in de koffiekamer vraag ik wat nu precies met ‘Young Amadeus’ wordt bedoeld. ‘Stay with me till the morning’, van Vicky Brown, legt de uitvaartleidster uit, nu weet ik nog niets. Door de deuren van de aula kiert het zonlicht, als de kleine nachtmuziek opklinkt. Het lijkt alsof de deuren het opgegeven hebben om het licht nog langer buiten te houden, het lukt gewoon niet meer, ze laten het gewoon naar binnen lekken, een streepje valt tot op de kist. Dan schuiven de halfronde deuren schokkend open, staan de acht dragers in het gelid en gutst een tsunami van zonnelicht onbeschoft de aula binnen.

Achter de dragers aan gaat het in de richting van het graf. Het is een flinke wandeling. Zwijgend leggen we het parcours af. Zwijgend nemen we afscheid van meneer K., de uitvaartleidster besluit aan het graf ‘met een moment van stilte’ dat we in acht nemen ‘uit eerbied voor dit voorbije leven,’ ze mag ons uitnodigen voor een kopje koffie in de aula. Gerlach verbaast zich erover dat we cake krijgen, ieder wel twee plakjes, als we willen. Sluiter eet een plakje. Daar maken we altijd een grapje over, over de cake. Ger Fritz at zijn cake altijd licht voorovergebogen, hield zijn das daarbij met één hand tegen de buik aan, om geen kruimels op zijn pak te vangen, in twee drie grote happen, weg. Sluiter houdt zijn hand eronder, om de kruimels op te vangen. Hij denkt dat de mensen op kantoor ook wel eens een uitvaart bij willen wonen, of dat zou kunnen, ik aarzel. ‘We gaan er nu ook weer niet een personeelsuitstapje van maken,’ vind ik dan. Het jaarlijkse personeelsuitstapje.

Gerlach vertelt van het winkelcentrumpje waar K. waarschijnlijk zijn boodschappen deed, waar alle winkelkarretjes wel een mankement vertonen, de C1000, een prijzenswaardige winkelketen, redelijke spullen, ruim assortiment, goedkoper dan de Albert Heyn, vindt Eva. Het winkelcentrum herbergt een sportcentrum dat Pleizier heet, een Mohammedaanse slager, een toko, een Chinees, dat is het wel zo ongeveer. Zelf winkelt ze een centrum verderop, waar alles net in iets betere staat verkeert. Luxer, groter, uitgebreider. Waar de karretjes niet knarsen. Ernstig en toegewijd vergelijken we de grote supermarktketens met elkaar. Een tweede kopje koffie. Ik maak een voetbad, maar kruimel niets. Als ik de begraafplaats verlaat, zie ik de uitvaartleidster vertrekken in een rode Mitsubishi Colt, waar met grote letters op geschreven staat dat de auto zo heet en slechts 10.993 euro heeft gekost.