Eenzame uitvaart #276, verslag

Vrijdag 11 november 2022, 10.00 uur
begraafplaats St. Barbara, Amsterdam
Dichter van dienst: Rob Schouten
Auteur verslag: Joris van Casteren

Opwaartse kracht

Bij de visboer eet ik een haring als Rosenberger van Team Uitvaarten belt. ‘Ik heb er weer eentje voor je.’ Het betreft een onbekende mannelijke drenkeling, zondagochtend 2 oktober is hij aan het Damrak ter hoogte van de Oude Burgsteeg uit het water gevist.

In de voorbije weken heeft de politie geprobeerd te achterhalen wie het is. Dna is afgenomen en zonder resultaat door diverse databanken gehaald. De man, donkergetint, kalend en van middelbare leeftijd, had niets op zak, nog geen bosje sleutels.

Rosenberger hoorde van de recherche dat hij een shirt droeg van de Rode Duivels. Een week voor de vondst van het lichaam speelde het Nederlands elftal in de Johan Cruijf-Arena tegen België. Amsterdamse agenten deden navraag bij Vlaamse en Waalse supportersverenigingen, geen van hen mist een fan.

Omdat nadere aanknopingspunten ontbreken is het onderzoek opgeschort. De officier van justitie heeft het lichaam vrijgegeven, het kan niet onbeperkt in de koelcel van het politiemortuarium in het VU-ziekenhuis aan de Zuidas blijven liggen.

*

Twee dagen later, zondagochtend kwart over acht, exact drie weken na de vondst, ben ik aan het Damrak. Het is nog tamelijk rustig op straat, een groep afgematte feestvierders strompelt richting het station.

In het rimpelloze water bij de de Oudebrugsteeg liggen de rondvaartboten van rederij Plas. Bij het loket op de aanlegsteiger informeer ik naar de drenkeling. Een meerdere komt erbij, Chris Hootsmans is z’n naam.

Hootsmans was in het kantoortje toen de schipper van de achterste rondvaartboot op de deur klopte. ‘Ik denk dat je de politie moet bellen, er ligt een lijk in het water.’ Hij was in het geheel niet overstuur, volgens Hootsmans maken zijn mannen wel vaker ‘van dit soort dingen’ mee.

De schipper, vertelt Hootsmans, was met een spons en een emmertje met sop de boot aan het reinigen toen hij naast zich iets zag drijven. Eerst dacht hij dat het een vuilniszak was; het schemerde nog enigszins en de Beurs van Berlage werpt een lange schaduw over de Oude Brugsteeg.

Hootsmans begaf zich naar de achterste boot en stelde vast dat de schipper, die thans in Mallorca op vakantie is, geen spoken zag. Het was een mens, zo te zien nog redelijk intact. Het leek alsof de drenkeling voorover gebogen op een onzichtbare stoel zat. Achterhoofd en schouders aan de oppervlakte, gelaat en de rest van het lijf verborgen in het troebele grachtenwater. Hootsmans belde de politie en maakte voor de zekerheid een foto die hij mij laat zien.

We lopen naar de achterste boot, hij wijst aan waar de man zich ongeveer bevond. Voor de politie arriveerde begon Hootsmans aan z’n eigen onderzoek. Niet ver van de man vandaan zag hij een fiets in het water liggen. ‘En omdat zich hier op dit stukje kade geen reling bevindt,’ legt Hootsmans druk gebarend uit, ‘dacht ik dat hij misschien in een bezopen bui de plomp was ingefietst.’

Z’n theorie hield geen stand, de agent die het lint spande legde uit dat het lichaam was gaan ‘zweven’. Omdat het soortelijk gewicht ervan iets groter is dan het soortelijk gewicht van water, zakt het in eerste instantie naar de bodem. Daar begint het ontbindingsproces, dat zich in zoet water vlotter voltrekt dan in zout water.

Bij een relatief hoge watertemperatuur, zoals in een Amsterdamse gracht tijdens een warme nazomer, kan het zeer vlug gaan. Al na enkele dagen ontstaat, al dan niet met hulp van diervraat – vooral krabbetjes en paling zijn dol op mens – gasvorming in maag en longen waardoor een opwaartse kracht ontstaat en het lichaam opstijgt van de bodem. Nooit zodanig dat het horizontaal, als een surfplank aan de oppervlakte komt te liggen want de zwaartekracht blijft trekken. Vandaar de merkwaardige, diagonale houding van de man.

*

Een politievrachtwagentje met kraan arriveerde, duikers gingen het water in. Ze plaatsten een drijvende brancard onder het lichaam, dat tamelijk fors bleek te zijn, duwden het naar de kant waarna de kraan het druipende geheel uit het water takelde.

Hootsmans denkt inmiddels niet meer dat de fiets een rol heeft gespeeld. ‘Die lag er waarschijnlijk toevallig, met een hoop verwarring tot gevolg.’ De Oude Brugsteeg, weet Hootsmans, is een onguur stukje Amsterdam. Vroeger was het hier een soort openlucht apotheek, in de volksmond ‘de pillenbrug’ genoemd.

Omdat de gulp van de spijkerbroek die de man droeg was gesloten is hij niet al urinerend in de gracht voorover getuimeld, iets waar de recherche bij de vondst van waterlijken rekening mee houdt. Hoewel er geen sporen van geweld op het lichaam zijn aangetroffen sluit Hootsmans niet uit dat de man vanaf de pillenbrug het Damrak is ingekieperd, al dan niet als gevolg van een ruzietje over de aanschaf van een geestverruimend middel, fantaseert hij, of over de uurprijs van een dame van lichte zeden die hem door een rauwe souteneur zou kunnen zijn aangeboden.

Alles is mogelijk, maar gelet op de stroming van het grachtenwater kan de overledene evengoed een heel eind verderop te water zijn geraakt, en mogelijk ook met minder sensationele aanleiding, omdat hij domweg struikelde en niet kon zwemmen.

*

Op de foto die Hootsmans maakte draagt de man een zwartwit geblokt overhemd, geen Rode Duivels-shirt. Enkele dagen voor de vondst van de Damrakman werd bij de Torontobrug ook een lichaam gevonden. Het zou niet mooi zijn als die persoon het Rode Duivels-shirt droeg, er sprake is van miscommunicatie en een toekomstige persoonsverwisseling.

Ik bel de recherche en verneem dat de man het voetbalshirt onder de blouse droeg. Goed dat u contact met ons opneemt, zegt de rechercheur. Zojuist heeft de teamleider besloten met nieuwe gegevens naar buiten te treden, de uitvaart is tot nader order uitgesteld.

In het politiemortuarium in het VU-ziekenhuis zijn een aantal opvallende kenmerken vastgesteld die mogelijk alsnog tot tips kunnen leiden, zodat de man niet anoniem hoeft te worden begraven. In het opsporingsbericht dat later die week wordt vrijgegeven meldt de politie dat het lichaam van de man is bezaaid met ‘vele tattoes’. Onder meer een ster op zijn rechterborst en ‘een bloemachtig patroon’ op zijn rechterschouder. Aan de binnenzijde van de rechterbovenarm ‘staan de mogelijke letters KIJTS’.

Op de onderarm, eveneens de rechter, waar hij duidelijk een voorkeur voor had, misschien omdat hij linkshandig was en de wat knullige tatoeages zelf aanbracht, troffen de rechercheurs drie clichématige, niet geheel correct gespelde aforismen aan: ‘Txid is what love look like’, ‘Life is what we make of it’ en ‘Love the life you live’.

*

Twee weken later, maandag 7 november, wordt het lichaam voor de tweede maal vrijgegeven. Er zijn geen tips binnengekomen die tot identificatie hebben geleid. In overleg met Team Uitvaarten en Sint Barbara prik ik een nieuwe datum.

Omdat ik weinig tot niets weet van de overledene besluit ik langs te gaan bij Uitvaartcentrum Zuid (UZ) aan de Roeskestraat, dat in opdracht van de gemeente Amsterdam de verzorging en het vervoer van de overledenen regelt, om te zien of de Damrakman daar al binnen is gebracht.

Verzorger Jan Morees, gehuld in operatiekleding, neemt me mee naar de benedenverdieping waar zich drie grote koelcellen en een ruimte met sectietafel bevinden. Morees weet niet uit zijn hoofd of de drenkeling zich hier in de koeling bevindt of dat hij nog moet worden aangevoerd vanuit het politiemortuarium, op de computer naast de sectietafel scrollt hij door een lange lijst. ‘Ja, hier heb ik ‘m, meneer is reeds binnen.’

Op 20 oktober is hij door een collega in ontvangst genomen. Twee medewerkers van Unigra, een gespecialiseerde transportdienst die in opdracht van de politie lichamen of delen ervan vervoert, arriveerden in een busje, een zogenoemde ‘overbrengauto’. De drenkeling lag in een zak op een brancard.

Morees’ collega heeft de zak geopend, om er zeker van te zijn dat zich geen voorwerpen in of aan de overledene bevonden. ‘Een standaardprocedure,’ zegt Morees. De drenkeling was naakt, zijn kleren waren al uitgetrokken in het politiemortuarium en in bewaring genomen.

De zak werd snel weer dichtgeritst en met hulp van de Unigra-chauffeurs in een eenvoudige kist gelegd. Gewoonlijk zouden ze zo iemand op z’n minst een lijkwade aantrekken, zegt Morees, maar dat was in dit geval niet meer mogelijk.

Morees opent de koelcel waar de drenkeling zich zou moeten bevinden, het is er vier graden celsius. Een stuk of tien kisten, het is even zoeken, de Damrakman ligt om de hoek. Aan de kist is met plakband een formulier bevestigd. ‘De heer N.N. Mannelijk lijk,’ staat er op.

*

De volgende ochtend, vrijdag 11 november, zie ik de kist opnieuw. Door vier dragers wordt hij op begraafplaats Sint Barbara uit de rouwwagen getild en op de rolbaar de kapel binnengereden. Er ligt een bloemstuk op.

De man in de kist heeft een naam die we niet kennen, zeg ik. We weten zijn leeftijd niet, noch waar hij vandaan komt, wie zijn familieleden zijn die op dit moment mogelijk ergens ter wereld op hem wachten.

Na Pièce pour l’oeuvre du ‘Vêtement du blessé’, een stuk dat Claude Debussy schreef ter opluistering van een inzamelingsactie voor kleding voor gewonde soldaten, leest Rob Schouten zijn gedicht voor. We lopen naar buiten terwijl Emperor van Joseph Haydn klinkt, een eerbetoon aan Frans II, de laatste keizer van een instortend rijk.

Aan het graf zwijgen we een minuut. De kist komt bovenop te liggen, zoals te doen gebruikelijk met ongeïdentificeerde personen. Als er alsnog familie opduikt en tot crematie of herbegraven wordt besloten, hoeft de grafrust van de overledenen in de andere twee kisten niet te worden verstoord.

*

Een maand later ontvang ik via de stichting meerdere berichten uit Vlaanderen. Het zijn vrienden van Josef Amankwaah, een man uit Beveren die 34 jaar geleden ergens tussen Ghana, waar zijn moeder, vandaan kwam, en België op een boot werd geboren. Ze waren de eerste kleurlingen in ons dorp, schrijft een van de vrienden.

Josef was een hartelijke, goedlachse jongen. Hij werd keeper bij Svelta, de plaatselijke voetbalclub. Opstandig was hij ook, in een poging hem zijn studie af te laten maken stuurde zijn moeder hem naar een internaat, een strenge broederschool in Gent. Ze kregen er geen greep op hem, Josef verdween in het nachtleven en kwam met drugs in aanraking.

De ex-vriendin, met wie hij een zoontje heeft en die hem ten slotte als vermist opgaf, vertelt dat het de laatste drie jaar bergafwaarts ging. Om zijn permanente geldnood te lenigen werkte Josef op binnenvaartschepen, vaak was hij weken weg.

Soms dook hij op in Amsterdam, waar een halfzus woont, een zekere Jennifer die zich nooit heeft gemeld. Met haar, ze hebben dezelfde vader, is hij naar Nederland-België geweest, blijkt uit een Instagram-post. Vanaf daar ontbreekt elk spoor. De vrienden en de ex zijn een crowdfundingsactie gestart om Josefs resten op korte termijn te repatriëren en in Beveren te cremeren, in aanwezigheid van de moeder, die met geestelijke problemen kampt en haar zoon vanwege het middelengebruik tijdelijk uit haar leven had gebannen.

Joris van Casteren.