Eenzame uitvaart #273, verslag

Woensdag 20 juli 2022, 9.30  uur
begraafplaats St. Barbara, Amsterdam
Dichter van dienst: Jos Versteegen
Auteur verslag: Joris van Casteren

Puzzelstuk

Aan douchen deed de 77-jarige mevrouw Van der V. niet meer. Kranen en leidingen in de badkamer van haar portiekwoning boven een filiaal van de Vomar aan het Bijlmerplein in Amsterdam-Zuidoost zijn volledig verkalkt, het lijkt hier wel een druipsteengrot.

Ze behielp zich in de keuken met een teiltje en een washand. Behoedzaam manoeuvrerend tussen de aangekoekte magnetron, waarin haar laatste, met schimmel overwoekerde kant-en-klaarmaaltijd nog altijd staat, en een hoeveelheid vuile vaat. De woning rook bedompt, het gif van frisse lucht kwam hier niet binnen.

Mevrouw Van der V. wilde best schoonmaken, daar lag het niet aan. Van het magere pensioen kocht ze een vracht aan doekjes, borstels en reinigingsmiddelen, in de woning met ongeverfde muren hopen de voordeelverpakkingen zich op.

Het kwam er telkens niet van omdat ze te druk was met haar legpuzzels, helemaal bezeten was mevrouw Van der V. ervan. Het moesten moeilijke puzzels zijn, liefst met extra hoekstukjes.

*

Ze legde de puzzels tussen de muizenkeutels op de kale vloer. Om haar knokige knieën te ontzien zat ze op een rubberen mat. In de hoek van de huiskamer staat een kapotte tv op een kastje, de luie stoel er tegenover is een vergaarbak voor ongeopende post.

Niemand kon haar zien. De verbleekte jaloezieën voor de ramen in de woonkamer – direct naast de centrale voordeur, waar het een komen en gaan is van andere portiekbewoners – waren dag en nacht gesloten. Ze had geen telefoon, de bel deed het al een poos niet meer.

Een van de puzzels waar ze aan werkte was een reproductie van het schilderij Suburbs of a Paranoiac Critical Town (1935) van Salvador Dalí. Op dit surrealistische doek staat Dalí’s vrouw Gala afgebeeld, onder een hallucinerend wolkendek en omgeven door bouwsels en voorwerpen in vreemde perspectieven.

Vanwege de gelijkenissen die Dalí aanbracht tussen de voorwerpen – zo hebben de druiven in Gala’s hand exact dezelfde contouren als het galopperende paard en zijn er qua vorm overeenkomsten tussen het touwtjespringende meisje en een zwiepende torenklok – was het een erg lastige puzzel die mevrouw Van der V. nooit zou voltooien.

In de loop van de avond, als ze de puzzelstukjes in het licht van het zwakke peertje aan het plafond niet goed meer kon onderscheiden, strompelde ze naar de met lappen en oude kledingstukken verduisterde logeerkamer waar ze onder een ruwe deken sliep.

*

Ik sprak een bovenbuurvrouw van mevrouw Van der V., de enige in het portiek die de deur wilde openen; op een kiertje weliswaar omdat haar drie heetgebakerde schoothonden anders zouden ontsnappen.

‘Wij als bewoners kunnen eigenlijk niets over haar vertellen, ik tenminste niet,’ zei de bovenbuurvrouw, gehuld in een gebloemde kamerjas. ‘We hebben elkaar vroeger wel gedag gezegd maar dat hield op een gegeven moment ook een beetje op omdat ze zo tegen d’r eigen liep aan te mompelen.’

De bewoners van de acht woningen in dit portiek zijn sowieso erg op zichzelf, aldus de bovenbuurvrouw. ‘En dan ben ik nog heel erg sociaal want de meesten zeggen geeneens gedag tegen elkaar.’

Met de man die helemaal bovenin woont maakt ze soms een praatje. Hij is degene die de politie belde, omdat het hem in het voorbijgaan was opgevallen dat er een zoete kadaverstank uit de woning van mevrouw Van der V. leek te komen.

De bovenbuurvrouw was die stank niet zo opgevallen. ‘Er wonen hier allerlei culturen die allemaal hun eigen gerechten koken.’ Daarom ruikt het volgens haar wel vaker vreemd in het trappenhuis.

Zelf had ze het idee dat mevrouw Van der V. op vakantie was. ‘Omdat er ook zoveel post in haar brievenbus zat gepropt.’ Ze vindt het best treurig dat er niemand op de begrafenis zal komen. ‘De wereld zit rot in elkaar. Van de andere kant: wat doe je eraan?’

*

De politie forceerde de voordeur, mevrouw Van der V. lag naast het bed met de ruwe deken, in tamelijk verregaande staat van ontbinding. Geen sporen van geweld, constateerden rechercheurs.

Gadegeslagen door nieuwsgierige buurtbewoners werd de brandcard met daarop het in een zak verpakte lichaam in een geblindeerd bestelbusje geladen en overgebracht naar het gerechtelijk laboratorium in het mortuarium van het VU Medisch Centrum aan de Amsterdamse Zuidas.

Een natuurlijke dood, concludeerden pathologen. Vermoedelijk in haar slaap onwel geworden en van het matras gegleden. Ze leek geen pijn te hebben geleden, het lichaam lag er redelijk ontspannen bij, niet verkrampt.

Het gebit was ruïneus maar met hulp van gegevens die haar vroegere tandarts verstrekte kon later worden vastgesteld dat mevrouw Van der V. inderdaad mevrouw Van der V. was. Ze leek in de verste verte niet meer op de foto in het paspoort dat in de woning was aangetroffen.

*

De omstandigheden in de woning wezen op een leven van diepe eenzaamheid, het leek alsof mevrouw Van der V. altijd alleen was geweest, een van die kluizenaars die zich onzichtbaar door de samenleving bewegen.

Bij het raadplegen van de Basisregistratie Personen, waarin de gegevens van alle Nederlanders zich bevinden, bleek evenwel dat mevrouw Van der V. een dochter en een zoon had, beide nog in leven. En in de buurt van Zwolle woonde ook nog een hoogbejaarde zus.

De dochter was geëmigreerd naar Tasmanië, jaren geleden al. Dankzij de moderne communicatiemiddelen bereikte het bericht van het overlijden van haar moeder haar vlot. Telefonisch liet ze weten niet voor niets naar de andere kant van de wereld te zijn vertrokken. ‘Hoe verder van mijn jeugd vandaan hoe beter,’ verklaarde ze.

De gemeente moest de uitvaart maar regelen, zij zou het niet doen. De dochter was ook niet van plan voor de plechtigheid naar Nederland te komen. Haar echtgenoot was ziek, ze hadden bovendien weinig te besteden.

De hoogbejaarde zus van mevrouw Van der V. verblijft in een zorginstelling. Een verpleegster liet weten dat er als gevolg van Alzheimer diepe gaten zijn gevallen in het geheugen van mevrouw. Vaag wist ze nog wel iets van een bloedverwante in de Bijlmer, volgens de verpleegsters hadden ze elkaar al meer dan dertig jaar niet gezien.

De zoon van mevrouw Van der V. woont in Enschede. Net als zijn zus reageerde hij onbewogen toen hij door Team Uitvaarten van de gemeente Amsterdam van de dood van zijn moeder op de hoogte werd gesteld. Ook hij weigerde de uitvaart te regelen of zelfs maar bij te wonen.

Anders dan zijn zus was de zoon bereid mij het een en ander over zijn moeder te vertellen. Daarmee hoopte hij tevens zijn onverschilligheid over haar heengaan te verklaren.

*

De ouders van mevrouw Van der V. waren winkeliers in Ommen. Ze hadden al wat oudere kinderen, het was niet de bedoeling dat er nog een bij zou komen. Dat gebeurde toch, in 1944.

De kruidenierszaak rendeerde nauwelijks vanwege de oorlog. Om niet nog een mond te hoeven voeden besloten de ouders het meisje, dat volgens hen niet helemaal in orde was, af te staan. Mevrouw Van der V. groeide op in een klooster bij Zwolle.

De nonnen hadden weinig geduld met haar. ‘Ze hebben haar er fysiek en verbaal flink van langs gegeven,’ vertelt de zoon. Als volwassen vrouw zou zijn latere moeder het klooster getraumatiseerd hebben verlaten.

Ze bezocht haar ouders in Ommen, die de deur in haar gezicht dichtgooiden, en ontstak op straat voor de woning in razernij. De zus die thans met gaten in het geheugen kampt ontfermde zich over haar.

Mevrouw Van der V. woonde bij de zus tot ze meneer De K. ontmoette, een bon vivant uit Amsterdam die onduidelijke handeltjes dreef. Ze was nooit eerder verliefd geweest, deze onbekende geluksgevoelens verblindden haar.

Ondanks protesten van de zus, die twijfels had bij De K., trok mevrouw Van der V. bij hem in. In de Amsterdamse Bijlmermeer huurde hij een woning in een fonkelnieuwe flat.

Volgens de zoon was zijn moeder een afhankelijke, nogal kindse vrouw. In 1969 werd zijn inmiddels op Tasmanië woonachtige zus geboren. Mevrouw Van der V. behandelde de baby als een levende pop. ‘Ze beschouwde haar als een soort zusje, ze zat de godsganse dag met haar spelen.’

De relatie met haar zoon, geboren in 1972, ontwikkelde zich in tegengestelde richting. ‘Ze verwaarloosde mij omdat ze de hele dag alleen wilde zijn met haar zogenaamde zusje.’ In haar beleving verstoorde hij hun innige band.

Vervolgens kwam aan het licht dat meneer De K. niet alleen een minderjarig meisje uit een naastgelegen Bijlmerflat seksuele misbruikte maar ook zijn eigen dochter. Hij werd veroordeeld en gevangengezet.

Mevrouw Van der V. scheidde van haar man, met de kinderen vond ze elders in de Bijlmer onderdak. De zoon herinnert zich haar pesterijen en het schoppen en het slaan. Door de wandaad van de vader openbaarde zich een mannenhaat in haar.

Bij hulpinstanties gaf ze aan de opvoeding niet aan te kunnen, de zoon was acht toen hij in het Burgerweeshuis belandde. ‘Ze was blij dat ze van me af was.’ Hij werd in een pleeggezin geplaatst, vervolgens op een internaat.

Toen hij rond zijn vijftiende contact met zijn moeder zocht liet mevrouw Van der V. per brief weten dat ze niets met hem te maken wilde hebben. ‘Ze herhaalde dus eigenlijk wat haar ouders haar hadden aangedaan.’

*

De zoon experimenteerde met drugs, wat resulteerde in een hardnekkige verslaving die hij in Frankrijk, waar hij jarenlang als hovenier werkte, pas te boven kwam.

Terug in Nederland ging hij op zoek naar zijn vader, die op een zoldertje in Amsterdam-West bleek te wonen en aan de drank verslingerd was geraakt. Het was geen aangename confrontatie. ‘Kort daarop is hij overleden, ik ben niet naar de begrafenis gegaan.’

Zijn zus bevond was intussen naar Tasmanië vertrokken, ze reageerde niet op brieven die hij stuurde. Om met zijn verleden in het reine te komen besloot hij ook zijn moeder op te sporen en te confronteren met zijn ongerief.

Dat is vijfentwintig jaar geleden, mevrouw Van der V. woonde inmiddels aan het Bijlmerplein. De bel deed het niet, de zoon bonsde op het raam. Omdat mevrouw Van der V. een uitkering genoot, waarbij men tegen haar zin voortdurend trachtte haar aan het werk te helpen, dacht ze dat de persoon aan de deur controleur van een of andere instantie was.

Toen een andere bewoner door de centrale voordeur naar buiten kwam glipte hij naar binnen en bonsde op de voordeur. De deur ging open, mevrouw Van der V. herkende hem niet. ‘Ik zei: ik ben je zoon.’ Mevrouw Van der V. gaf geen krimp. De deur ging dicht, hij schreeuwde tot er politie kwam.

*

In de aula van begraafplaats Sint Barbara laat ik muziek van Barbara Streisand spelen, volgens de zoon hield mevrouw Van der V. daarvan. Als er iets van Barbara Streisand op stond als hij thuiskwam van school wist hij dat ze in een goed humeur was en verliep de dag aangenamer dan gewoonlijk.

Joris van Casteren.