Eenzame uitvaart #254, verslag

Eenzame uitvaart #254
donderdag 20 augustus 2020, 11.00 uur
begraafplaats St. Barbara, Amsterdam
Dichter van dienst: Jos Versteegen
Auteur verslag: Joris van Casteren

Rondje van de zaak

Als Rob Schouten met de koffer is vertrokken (zie vorige verslag) arriveert meneer W.’s onderbuurman, een alleenstaande gedrongen vijftiger met een horrelvoet. Drie dagen eerder sprak ik hem, in het portiek van de woning aan de Polanenstraat in Spaarndammerbuurt.

De onderbuurman is een voormalig paralympiër. Meerdere keren kwam hij uit voor het Nederlands voetbalelftal. Hij stond opgesteld toen in de zomer van 1990 in Assen de finale van de Wereldspelen voor Gehandicapten Ierland met 5-0 werd verslagen.

Omdat meneer W. in de schuldhulpverlening zat ging TRUP de woning niet bekijken. Er was slechts sprake van negatief bezit, wist Rosenberger. De kans dat er in huis iets van waarde zou worden aangetroffen achtte hij nihil.

Om toch een beeld van de overledene te krijgen belde ik op goed geluk bij de buren aan. Alleen meneer W.’s onderbuurman reageerde. Door de intercom vroeg hij wat ik wenste, ik zei dat het met meneer W. had te maken.

Waarom ik dan potverdomme niet bij meneer W. aanbelde, in plaats van bij hem. Ik zei dat meneer W. niet meer leefde, het was een poosje stil, toen mocht ik naar boven komen.

***

In de deuropening vertelde de onderbuurman wat hij wist. Het was niet veel, meneer W. was zuinig met woorden en leefde erg teruggetrokken. ’s Ochtends deed hij boodschappen bij de Jumbo in de Spaarndammerstraat, bij de Primera om de hoek kocht hij sigaretten.

Soms nam hij boeken mee uit een van de straatbibliotheken in de Spaarndammerbuurt, de zogeheten minibiebs. Ik zag de boeken, voornamelijk thrillers van David Baldacci en Håkan Nesser, in scheve stapels op de trap naar boven liggen. Het was de bedoeling dat hij ze retourneerde, zei de onderbuurman, maar daar kwam het bij hem om een of andere reden nooit van.

Hij had geen auto of fiets, de onderbuurman zag hem geregeld bij de tramhalte staan, in de leren bodywarmer hij meestal droeg. Op een keer, ze kwamen elkaar tegen op straat, vertelde meneer W. dat hij in de horeca had gewerkt, als barman.

In de tweede helft van zijn leven stond hij vooral aan de andere kant van de toog, dat bleek wel uit wat hij aan de onderbuurman vertelde. Na de dagelijkse boodschappen ging hij met de tram naar zijn stamcafé, dat zich ergens in de Pijp zou bevinden.

’s Avonds laat hoorde de onderbuurman hem thuiskomen, nogal onvast besteeg hij de trappen, de vloer kraakte een paar keer flink, dan volgde er een bons en lag meneer W. te snurken in zijn bed.

***

Meneer W. is getrouwd geweest, valt op te maken uit de mutatie die ik voorafgaand aan een eenzame uitvaart krijg toegestuurd. Wanneer en met wie is onbekend, erkende kinderen heeft hij niet.

De onderbuurman, die sinds 2003 in de Polanenstraat woont, hoort op van het huwelijk: hij heeft meneer W., die ruim veertig jaar op het adres ingeschreven heeft gestaan, nooit in het gezelschap van een dame gezien.

Sowieso is er voor zover hij weet nooit iemand bij meneer W. op bezoek geweest. Of jawel, toch: een neef en een nicht, een jaar of tien terug. Ze waren een dagje in Amsterdam, wilden hun verwant verrassen met een onverwacht bezoek.

Hij was echter niet thuis, omdat ze langdurig aanbelden deed de onderbuurman tenslotte open. Ze vertelden hem dat ze uit Cuijk kwamen, al een poos hadden ze hun neef niet gesproken.

De onderbuurman, na zijn carrière in de gehandicaptensport als conciërge aan de faculteit Geesteswetenschappen van de Universiteit van Amsterdam (UvA) verbonden, zei dat hij waarschijnlijk in z’n kroeg zat, ergens in de Pijp.

Hij zou in ieder geval doorgeven dat ze waren langsgeweest. Toen hij dat de volgende ochtend deed haalde meneer W. zijn schouders op, de geste liet hem onberoerd.

Een jaar of twee geleden gebeurde er nog iets vreemds, er was politie aan zijn deur verschenen. Omdat meneer W. niet opendeed lieten ze de brandweer komen. De hoogwerker hing al voor zijn raam toen hij alsnog tevoorschijn kwam.

Meneer W. had ziek in bed gelegen, een paar dagen al. De onderbuurman vermoedt dat de stamgasten van de onbekende kroeg alarm hadden geslagen.

***

Van de huisarts heb ik vernomen dat meneer W. zich in het ziekenhuis moest melden. Vlak voor de zomer was hij onderzocht door een gastroloog, die vermoedde dat er met zijn maag het een en ander niet in orde was.

Meneer W. zou het ziekenhuis niet levend verlaten, wat niet alleen met zijn maag had te maken – kwaadaardige tumoren werden aangetroffen – maar ook met de longziekte COPD waar hij als verstokte roker al jaren aan leed.

Acht dagen bracht hij in verzwakte toestand door in OLVG-Oost, niemand kwam op bezoek, meneer W. stierf alleen.

***

Daar is de rouwwagen, plechtig vouwt de onderbuurman zijn handen achter de rug. Al kende hij meneer W. amper, hij wilde graag naar de uitvaart komen, een kwestie van respect. Vanuit de Spaarndammerbuurt is hij hier naartoe komen lopen, in kalm tempo, vanwege de horrelvoet.

De achterklep gaat open. Het zal toch niet waar zijn? Opnieuw ligt er, afgezien van het bloemstuk, een voorwerp op de kist! Ditmaal geen rolkoffer maar een ouderwetse sporttas. De uitvaartleider vertelt hetzelfde als zijn collega van vanochtend: omdat niemand wist wat ze ermee moesten hebben ze de tas maar meegenomen.

Ook nu is mijn nieuwgierigheid groot. Na Delibes, Morricone, Albinoni, het gedicht van Jos Versteegen, het zakken van de kist, een haastige kop koffie, maak ik de sporttas in de aula behoedzaam open.

T-shirts, onderbroeken, sokken, de leren bodywarmer. Scheerapparaat, deodorant, inhalator, keelsnoepjes, sigaretten, leesbril. Dit is de tas zoals meneer W. hem heeft ingepakt, klaar voor een paar dagjes hospitaal.

Geen briefjes, geen pikante foto’s. Geen agenda, notitieblok of factuur: niets waarmee de naam van de stamkroeg in de Pijp valt te achterhalen. Zullen de vaste klanten opnieuw de politie gaan bellen?

De onderbuurman houdt er ernstig rekening mee, hij gelooft niet dat ze reeds op de hoogte zijn en stilletjes een toost uitbrengen op hun zwijgzame drinkebroer. Destijds schakelden ze volgens hem ook niet uit naastenliefde de politie in, er stond nog een rekening open.

Joris van Casteren.

(Verslagen van eenzame uitvaarten worden in opdracht van Stichting De Eenzame Uitvaart geschreven en vallen buiten de verantwoordelijk- en aansprakelijkheid van de gemeente)