Eenzame uitvaart #193, Amsterdam

Eenzame uitvaart nummer 193
I.M. de heer W. J. V.
Begraafplaats St. Barbara, maandag 1 juni, 12.30 uur
dichter van dienst: Wim Brands.

Telefoon. Een nieuwe stem, die van Olga de Meij. Ze vertelt dat ze een uitvaart voor me heeft, ik antwoord dat ik een papiertje en een pen ga pakken en dan aan mijn keukentafel ga zitten om de gegevens te noteren. Ze zegt dat ze de gegevens ook per mail kan aanleveren. Dat is goed. We spreken af dat ze over tien minuten nog eens zal bellen, mochten er nog vragen zijn. Even later komt de mail binnen: ‘Beste meneer Starik,
We hebben hier een melding voor een eenzame uitvaart. Het betreft de heer W. J. V., geboren op 8 juli 1938, overleden 21 mei 2015. Hij woonde aan de Fagelstraat te Amsterdam. Het betrof een lijkvinding van bureau Meer en Vaart. Hij heeft twee weken thuis gelegen. De postbode heeft ontdekt dat er erg veel post lag en heeft de politie gebeld. Lichaam is vrijgegeven nadat natuurlijke dood was geconstateerd. Hij heeft geen kinderen, ouders zijn overleden en zijn enige zuster is eind 2014 ook overleden. Er is een buurvrouw, die brengt wel bloemen, kende hem verder niet en gaat niet naar de uitvaart. Verder niets bekend. Wij moeten nog huiszoeking doen, maar de rechercheur vertelde dat de woning extreem netjes was. De begrafenis is maandag 1 juni om 12.30 uur, algemeen graf, dan is er auladienst 12.30-13.00 uur, grafgang 13.00 uur en daarna 30 minuten koffie en thee.
Dat was het, ik zal je zo bellen,

met vriendelijke groet,

Olga de Meij.’

Even later belt ze nog eens. Ja, de gegevens zijn in goede orde ontvangen. Welke begraafplaats? vraag ik. En die buurvrouw, hoe zit het daarmee? Ik ken de Fagelstraat, ik woon er in de buurt. Etagewoningen. Dan deel je de trap dus meestal met drie anderen. Hebben die niets geroken of gemerkt? Maar hij woonde beneden, dan deel je de trap dus met niemand. Ik mail Wim Brands, eveneens een buurtgenoot, de gegevens door. Wim, heb jij zin en tijd om deze keurige man te doen? Benedenhuis, de man was erg op zichzelf, schijnt een paar weken voor hij overleed van de fiets gevallen te zijn ‘en toen ging het al steeds slechter’. Soms groette hij een buurvrouw, op straat, verder ging het contact niet. Dat is de mevrouw die een bloemetje zal brengen, maar die niet naar de uitvaart zal komen. De uitvaart is op St. Barbara.

Een uur later mailt Wim terug: hij zal er zijn. ‘Ik doe de tekst. Dan mag jij de muziek doen.’ Daar kom ik maandagochtend pas aan toe. De muziek. Bob Dylan. Roosbeef. En dan nog een keer licht klassiek, daarmee gaan we straks naar buiten. Juist als ik vertrekken wil hoor ik een indringend gepiep. Ik kijk wantrouwend naar de brandmelder, die ik ooit in de gang heb opgehangen. Geen idee of dat ding het nog doet. Ik loop naar de keuken. Opnieuw dat schrille alarm. Het blijkt uit mijn mobiel afkomstig. NL-alert. Een ongevraagde proef van de Rijksoverheid. Hoe komen die lui aan mijn nummer? Ik probeer het weg te klikken, maar het ding gilt opnieuw. De brutale honden. Uiteindelijk lukt het me het ding stil te krijgen. Iets verlaat vertrek ik haastig en alsnog.

Er schijnt een wat dun zonnetje, het is windstil. Bij de ingang tref ik Wim, hij praat in zijn mobiel, ik tref de oude heer Degenkamp, we schudden handen. Ook zie ik bij de aula twee jonge vrouwen, drie kleine kinderen, ze hebben een bos hortensia’s bij zich. De buurvrouw, vermoed ik. En daar dan weer een buurvrouw van. Ik stel me aan hen voor. Buurvrouwen, inderdaad. Met hun kinderen. Die vinden het allemaal machtig interessant, die mooie grijze auto, de dragers, de aula. En nee, ze komen alleen even bloemen brengen, ze willen de uitvaart niet bezoeken. De ene buurvrouw zag hem soms in zijn tuin scharrelen, de andere buurvrouw groette hem, op straat. De kinderen willen de bloemen graag zelf op de kist leggen, het zijn er precies genoeg. Ik ga ze voor naar binnen. Ze kijken onwennig rond, lopen bedeesd, onder de indruk, op de kist af. De moeders helpen met de bloemen. Ik vraag of ze niet toch willen blijven. U bent van harte welkom hoor. Maar ze denken dat het toch lastig wordt, met de kinderen erbij. De kleinste vraagt al: mogen we nu naar de kinderboerderij, die was kennelijk in het vooruitzicht gesteld. Ik zie dat er bij het katheder een microfoon staat opgesteld, dat was nooit eerder het geval.

Als de dames met hun gevolg aanstalten maken om te vertrekken, druk ik hen nogmaals op het hart dat ze van harte welkom zijn om de uitvaart bij te wonen. Maar ze besluiten toch te gaan, de kinderen zullen de dienst voorzeker verstoren. Ik zeg dat het niet geeft. We nemen hartelijk afscheid.

We wachten op de nieuwe mevrouw van de Dienst, die zal toch zeker wel komen? ondertussen kletsen we wat: de uitvaartleider heeft ook zo’n ongevraagd sms-alert gehad, hij had zich er ook aan geërgerd: dat kunnen wij in ons beroep niet hebben, dat er plotseling zo’n brandalarm op je telefoon afgaat. Nee, dat kunnen we niet hebben. Het wordt vijf over half, al bijna tien, we besluiten dat de nieuwe mevrouw niet meer gaat komen. Afgelopen vrijdag vertelde Ali dat ze een soort maatschappelijke stage loopt, ze zit ook nog in de Provinciale Staten, voor de fractie van 50+. We gaan zonder haar naar binnen. De uitvaartleider sluit de deuren achter ons.

Bob Dylan zingt Stay With Me, van zijn laatste cd met het klassieke crooner-repertoire. Dan komt Wim naar voren en leest zijn gedicht voor, van achter die onverwachte microfoon.

*

Ik kan je huiskamer dromen.

Keurig aan kant, zou een leeftijdgenote van je zeggen
maar vrouwen zijn altijd afwezig in deze huizen.

Huizen van mannen die ‘s avonds zwijgend bushaltes
bevolken.

In een andere stad sprak ik sporadisch een lotgenoot
van je die onder me woonde.

Jij kunt die kamer ook dromen.
Ik herinner me hoe hij mijn blikken volgde als ik

in de deuropening zijn huisraad monsterde,
alsof hij bij zichzelf inbrak.

Op jouw schoorsteenmantel, op een tafel, of anders in de vensterbank
zullen foto’s hebben gestaan van je overleden ouders,

van je onlangs gestorven zuster die evenals jij
geen kinderen had.

Hoe vaak stofte je ze af?

Op een van de foto’s moet jij hebben gestaan; nam je
jezelf weleens uit de lijst, om tevreden vast te stellen

hoe weinig stof er achter het glas was gekomen,
hoe kraakhelder je vertrek?

*

‘Raak mij aan, raak mij met alles aan, laat mij niet ongedeerd. Wees geen held. Blijf weg van het open veld. Vaar niet over zee. Ah, doe niet mee,’ zingt Roosbeef plechtig, prachtig. Er komt een strijkje bij de gedragen pianoklanken, een heus koor valt in. ‘Onze liefde bewijst dat we nog niet dood zijn.’ Tenslotte klinkt Het Air van Bach nog maar eens op, we staan recht, de dragers komen naar voren, we verlaten de aula, op weg naar het einde van meneer V.

Als we zijn teruggekeerd naar de koffiekamer worden we opgewacht door een man met een apparaat. Hij stelt zich voor als Karel Beumers, radio 1. ‘Ik ben hier om een reportage te maken voor de week van de begraafplaats,’ vertelt hij. Hij blijkt de dienst stiekem van achter het gordijn gevolgd te hebben, ah, vandaar de microfoon: we zijn gewoon afgeluisterd. Waarschijnlijk heeft de begraafplaats hem dat geadviseerd. ‘Doe het maar zo dat ze het niet merken. Die lui doen er altijd moeilijk over.’ Of hij ons wat vragen mag stellen. Even ben ik sprakeloos. Zeg, Karel, had je niet van te voren even kunnen vragen, desnoods aankondigen? Maar ik heb geen zin om moeilijk te doen over iets dat al gebeurd is, en het is een aardige man, ook dat nog, dus eendrachtig geven Wim en ik de geijkte antwoorden op de gebruikelijke vragen. Het duurt wel lang: als we het gesprek eindelijk hebben afgerond, vinden we de koffiekamer verlaten, de dragers en de uitvaartleider zijn al verdwenen. Dan drinken we onze koffie maar met de radiomaker.

© voor gedicht: Wim Brands
© voor verslag: F. Starik.

+