Eenzame uitvaart #186 Amsterdam

Eenzame uitvaart nummer 186
I.M. de heer K. E. S.
St. Barbara, woensdag 31 december 2014, 9.30 uur
dichter van dienst: Jos Versteegen

Marijke Landman van de Dienst meldt twee eenzame uitvaarten op de laatste dag van het jaar. Zo gaat dat bijna altijd. De laatste dag van het jaar.

Het betreft een lijkvinding, meneer S. is gevonden door de politie, na een melding van zijn huisgenote, mevrouw W. Ze woonden samen in een piepklein huisje aan de Top Naeffstraat. Na de melding lijkt mevrouw W. van de aardbodem verdwenen. Marijke heeft de kamer van meneer S. bezocht, ze beschrijft zijn kamertje als bruin, vies, plakkerig, verwaarloosd. Triest. Hij heeft enkele dagen dood gelegen, is niet meer toonbaar. Meneer S. is op 8 maart 1956 in Paramaribo geboren, en op jonge leeftijd naar Nederland gekomen. Hij heeft twee broers, een zuster en een moeder die allemaal in 1975 weer terug naar Suriname zijn gegaan en daar niet getraceerd kunnen worden.

Hij is twee keer met dezelfde vrouw getrouwd geweest, geen kinderen, het huwelijk werd voor de laatste keer in 1980 ontbonden. Ook van haar ontbreekt elk spoor. Mevrouw W. wist te vertellen dat ‘iedereen misbruik van hem maakte’, er is een lange geschiedenis met trefwoorden als Jellinek, HVO en FIBU: wat die laatste uitdrukking behelst weet ik niet maar zal in het verlengde van de eerste twee instellingen liggen.

Marijke denkt dat mevrouw W. ook niet helemaal in goede doen is, omdat ze na de melding haar telefoon niet meer heeft opgenomen en ook op brieven van de Dienst niet reageerde. Meneer S. wordt op 31 januari om 9.30 uur begraven op St. Barbara.

Als ik naar de begraafplaats fiets, tref ik onderweg clubjes late feestgangers die Awakenings bezochten, dat moet weer een kapot goed feest geweest zijn, vertellen de verlopen hoofden. Op de begraafplaats wacht meneer Degenkamp in gezelschap van een vriendelijke uitvaartleidster, Dominique van Kessel, ik onthoud dat, omdat ze me later haar kaartje zal overhandigen. Ook Jos Versteegen is er al. En een groepje mensen met Surinaamse wortels, een groepje dat snel aangroeit tot een man of tien. En er worden er nog een paar verwacht. Die zitten in een bus, ter hoogte van Sloterdijk, zo wordt verteld.

We bespreken de aanstaande gang van zaken. Jos heeft, net als ik, muziek meegebracht. We kiezen van Ella Fitzgerald, ‘In my solitude’. Daarna zal een van de bezoekers een kort woord spreken, er zal een lied worden gezongen, tweede muziekstuk, gedicht, laatste muziekstuk. Iets later dan gepland gaan we de aula binnen. Ella Fitzgerald zingt. De uitvaartleidster vertelt dat we samen zijn gekomen om de heer S. te gedenken, ze vertelt wat ze zo’n beetje weet, vanuit de zaal klinken er instemmende geluiden. Dan krijgt een van de bezoeksters het woord. Dat er duizend wegen zijn waarop je kunt verdwalen, dat niemand kan zeggen wat het juiste pad is, maar dat je op het eind altijd thuis komt, en dat het zo goed is. Zo is het goed. Een andere bezoekster neemt alles op, mobieltjes flitsen. Dan wordt het Amazing Grace aangeheven, a capella, we zijn allemaal gaan staan, sommigen houden een handgeschreven kaartje vast waarop de tekst staat genoteerd. Luidkeels en meerstemmig wordt er gezongen. Handen gaan in de lucht. ‘Amen!’ wordt er geroepen, zodra het lied weerklonken is. Mavis Staples zingt Holy Ghost. Er wordt meegedeind, geknikt. De uitvaartleidster spreekt haar tevredenheid uit over het verloop van de uitvaart tot dusver, dat het fijn is, dat wat een eenzame uitvaart leek te worden heeft plaatsgemaakt voor een werkelijk doorvoeld afscheid: ze stelt voor om straks bij het graf het Onze Vader gezamenlijk uit te spreken, dit voorstel wordt dankbaar aanvaard. ‘Prijs de Heer,’ antwoordt iemand. Dat wordt Jos gevraagd te spreken.

Oudejaarslied

Voor K. E. S., 58 jaar oud,

begraven in de ochtend van 31 december 2014

Ze zeggen dat vandaag een einde is.

Een grens van tijd schuift naar ons toe

en vuurwerk slaat ons denken stuk.

Het einde van vandaag,

het kan u niet bereiken,

al zou het sneeuwen op uw ogen

of branden in uw vlees.

Het laatste uur komt straks

met zonnen in de nacht en lichtfonteinen.

De reeën vluchten in het bos,

de honden blaffen onder stoel of bank.

Het einde van vandaag,

het zal uw vrouw bereiken,

uw broers, uw zuster en uw moeder.

Hun vuurwerk woekert aan de hemel.

Zij zingen,

en achter al die woorden ligt uw naam.

‘Amen,’ klinkt het van verschillende kanten op. Een oudere heer vraagt het woord. Of de kist nog even open mag. Dat meneer S. kan zien waar hij nu is. Om hem nog even lucht te geven. De uitvaartleidster zegt dat dit niet meer mogelijk is, het is al te lang geleden dat hij gevonden is. Dat kan echt niet meer, verontschuldigd ze zich. De heer loopt geëmotioneerd naar buiten.

Nina Simone neemt afscheid met I Shall Be Released, ook dit lied wordt ruimhartig meegezonden. Er komen nog twee dames binnen, hevig huilend. Ze hebben allebei een bosje bloemen in de hand. Ze worden omhelsd en ontvangen. De uitvaartleidster biedt de bezoekers aan dat ze de kist zelf naar het graf kunnen rollen, als daar behoefte aan is, en die behoefte is er: iedereen schaart zich rond de kist. Onderweg naar het graf wordt er van Jeruzalem gezongen. De jongste van de twee dames die het laatst arriveerden legt een foto op de kist: ze staat er zelf op afgebeeld, breed lachend, met een vol bierglas in de hand, al spoedig bedolven door kwistig uitgestrooide schepjes zand uit vele, vele handen. Onze Vader wordt nog maar eens aangeroepen, de filmende dame maakt zich zorgen dat ze de bestanden niet kan terugvinden in haar telefoontje, maar als ze de bestanden niet terugvindt, zegt ze, zal dat zijn omdat de Heer dat zo gewild heeft. Ik ben bijna jaloers.

We slenteren terug naar de koffiekamer. Mooie dienst, helemaal niet eenzaam, fijn. Ik vraag aan de bezoekers die mee de koffiekamer in gekomen zijn naar meneer S. Het zijn er maar een paar: de anderen hebben uitgerekend dat ze nog precies op dezelfde buskaart terug kunnen reizen. ‘Anders moet je een nieuw kaartje kopen.’

‘Een oude vriend,’ zegt er een. ‘Hij was maatschappelijk werker,’ vertelt iemand. ‘Hij heeft ook heel lang in de verslavingszorg gewerkt,’ vult een ander aan. ‘Hij was helemaal geen eenzame kerel, heel sociaal juist.’

‘Hij wou niet meer naar het ziekenhuis. Kanker. Uitgezaaid. Hij was daar steeds boos. Hij wou naar huis.’

‘En toen is hij toch pas een week later gevonden.’

‘Onder een hele berg kleren.’

Ik vraag naar de meneer die de aula verliet nadat hij vernam dat de kist niet meer geopend kon worden, die heeft ook de bus terug gepakt, maar de uitvaartleidster heeft hem nog gesproken: het werd hem gewoon even allemaal te veel, hij was niet boos, hoor, stelt ze me gerust.

Ik ben gerust.

© F. Starik

© Jos Versteegen

+