Eenzame uitvaart # 176 Amsterdam

EENZAME UITVAART NUMMER 176
I.M. J. W.
woensdag 16 juli 2014, begraafplaats St. Barbara, 10 uur
dichter van dienst: Wim Brands

Donderdagmiddag: ik zit in de zon en lees in de krant dat het niet goed is gegaan, met ons land. Dan gaat de telefoon. Het display meldt: PRIVATE. En inderdaad, het is Van Bokhoven. Zijn stem klinkt schor. Bent u misschien een beetje verkouden, vraag ik. Hij is zelfs erg verkouden, meldt hij, zeg maar gerust ontzettend verkouden. We zijn dat zo gewend, aan de telefoon, er hoort altijd een kleine inleiding bij, voor we ter zake komen. J. W. Geboren op 16 juni 1932 in Amsterdam, overleden op 7 juli 2014 in het Sint Lucas Ziekenhuis in Amsterdam. Na zijn overlijden is hij overgebracht naar het mortuarium aan de Kabelweg, daar had men geen huisadres van de heer W., dat werd uiteindelijk via zijn huisarts achterhaald, daardoor is de melding even blijven liggen. Hij woonde aan de Leeuwendalersweg, in een nieuw appartement, nabij het Bos en Lommerplein, daarrond is de laatste jaren veel nieuw gebouwd.

Meneer W. is lang geleden gescheiden. Er is één dochter. Een mevrouw van de PC, dat het mortuarium beheert, heeft de dochter aan de telefoon gehad. Die bleek op vakantie, in Italië. ‘Dat was nogal een verhaal,’ vat Van Bokhoven samen, ‘maar ze wilde me niet vertellen wat de dochter haar vertelde. Ga er maar vanuit dat ze gebrouilleerd waren.’

Van Bokhoven is naar de woning gegaan. Hij omschrijft de woning als ‘netjes, correct’. Hij trof in de telefoonklapper drie telefoonnummers, 3. De drie nummers die hij genoteerd had waren van zijn dochters mobiel, dat van haar echtgenoot, alsmede hun vaste nummer thuis in Almere, meer nummers waren er niet. Dus zo gebrouilleerd waren ze nu ook weer niet. Van Bokhoven belde met het mobiele nummer van de man. Die gaf aan dat ze tijdens hun vakantie liever niet meer lastig gevallen wilden worden. Op Van Bokhovens vraag of er dan wellicht nog wensen waren, over hoe de uitvaart geregeld moest worden, gaf hij als antwoord dat ze er liever niets mee te maken wilden hebben, dat ze overal afstand van doen. Toen heeft meneer Van Bokhoven gezegd dat hij in dat geval weinig anders kon doen dan hen nog een heel prettige vakantie toe te wensen, waarop het gesprek werd beëindigd.

Niet dat er veel nalatenschap is, een klein batig saldo op een gezamenlijke rekening, op naam van hemzelf en zijn dochter, wat huisraad, weinig persoonlijks – waarschijnlijk heeft hij daar bij zijn laatste verhuizing al afstand van gedaan, we nemen afscheid van bijna niemand, dus. Van Bokhoven zal de uitvaart niet bijwonen, na de renovatie van het kantoor is er heel veel werk blijven liggen, zijn er hardnekkige ict-problemen, en ‘iedereen wijst naar elkaar’, dus hij wil zijn ochtend ook liever besteden aan wat orde in chaos brengen daar, juist nu het wat rustiger op kantoor is, eindelijk, dat zegt hij. Ik zeg dat het goed is.

Op google barst het van de mannen die J. W. heten, ik vind er geen die voldoet aan het schamele profiel die ik hier opstel, wel vind ik een spoedmelding voor een ambulance, 26 juni jongstleden, als ik zijn naam combineer met zijn adres. Het zal me niet verbazen als dat J. W. was, die naar het ziekenhuis werd gebracht.
Op maandagochtend word ik gebeld door AT5, of ik iets weet van de man die vorige week in een bushokje in het centrum van Amsterdam, schuilend voor het noodweer, werd getroffen door een omvallende boom waar de bliksem was ingeslagen, nee, ik weet niets dan dat ik het nieuwsbericht las, en daar iets oppervlakkigs bij dacht als dat een ongeluk in een klein hoekje zit. Nu blijkt de identiteit van deze man nog altijd niet te zijn vastgesteld. En nu dacht de man van AT5 dat daar misschien een aardig itempje in zit, want, dat zei hij er eerlijk bij, het is zomer en dan gebeurt er verrekte weinig, dus leek het hem wel aardig om daar een heel item omheen te bouwen. Ik zeg dat ik hem niet helpen kan. En dat de man vanzelf wel onze kant op komt, mocht er al een eenzame uitvaart van komen, wat me onwaarschijnlijk lijkt, want als je midden in het centrum door een omvallende boom wordt getroffen terwijl je staat te schuilen in een bushokje, ben je meteen een beetje beroemd, hoogstwaarschijnlijk beroemd genoeg om openbaar betreurd te worden, zeker als de televisie komt.

Woensdagochtend. In weerwil van het feit dat ik laat van een optreden in Dordrecht terugkeerde, ontwaak ik in het eerste ochtendgloren en durf de slaap niet meer te vatten, uit angst dat ik me alsnog verslapen zal, dus lig ik wakker en wacht, tot het echt tijd geworden is om op te staan. Ik steek de muziek die ik al had klaargelegd bij me, fiets door de gulle zomerochtend door een volledig door hekken omsloten Westerpark, in afwachting van alweer een of ander festival, net als de weken ervoor – je vraagt je af waarom ze überhaupt de moeite nog nemen om die hekken telkens weer af te breken.

Ruim op tijd draai ik de begraafplaats op, fiets grijnzend tussen de dragers door, begroet meneer Degenkamp, overhandig hem de cd’s die ik heb uitgezocht: nummer 2, nummer 3, nummer 9, onderwijs ik, behalve als de dochter van meneer Willemse toch nog komt opdagen, dan wordt nummer 2 nummer 5. Wim Brands komt gelijk met de lijkwagen aanfietsen, we groeperen ons voor de aula, geven de uitvaartleider met de krulletjes een hand, we kletsen wat. ‘Die telefoon heeft me gered,’ zegt Wim. Ongemerkt wordt het tien uur, de uitvaartleider noodt ons binnen, de dragers zitten al, ze zijn allemaal erg voorin gaan zitten, ze hebben er zin in. We schuiven daarachter aan, op de vierde rij. Ik heb nog nooit achter een drager gezeten, die gaan eigenlijk altijd helemaal achterin de zaal zitten. Brett Anderson zingt ‘Empress’. ‘Didn’t I try to love her? Didn’t I try to change? Didn’t I buy the ocean for her?’ Even vraag ik me af wat de uitvaartleider zal doen, of hij naar voren zal komen. We hebben niets afgesproken. Als het nummer is afgelopen beweegt hij niet en stapt Wim gedecideerd naar voren, werpt een blik op de kist en steekt van wal.

*

In memoriam J. W.

Ik heb lang geleden een telefoon gekocht op het Waterlooplein die ik nog steeds gebruik. Na jaren
ontdekte ik een uitschuifbaar

kaartje waarop elf nummers passen. Een arts is genoteerd, alarm, een nummer zonder naam.

In jouw klapper stonden er ook drie. Van je dochter, haar man, hun huistelefoon.

Hoe vaak heb je met die klapper in je handen gestaan?

Spraken jullie elkaar nog, soms, heb je weleens opgehangen nadat ze haar naam had genoemd?

Of deed zij dat, na het horen van de jouwe, of alleen je adem?

Wat dacht zij toen ze was gebeld en te horen kreeg dat je was gestorven?

Ik heb mijn nummer zonder naam weleens gebeld en opgehangen toen een vrouw op leeftijd hallo riep
alsof ze onder aan mijn trap

stond. Jou wil ik op een mooie zomeravond in een Amsterdamse straat uit een raam zien hangen, het is
al laat, je dochter

die nog buiten is en al lang thuis had moeten zijn roep je luid.
Ze komt niet. Rustig sluit je het raam, je weet dat ze zal komen,

ook al is ze te laat.

*

Wim schuift weer naast me het bankje in. Leonard Cohen zingt ‘Show me the place.’ Als dat voorbij is gaat de uitvaartleider staan, nodigt de dragers uit naast de kist plaats te nemen. Het duurt lang voordat ‘Going home’ van Randy Newman opklinkt. Maar dan is hij er toch. Roerloos staan de dragers naast de kist, een van hen heeft zijn ogen gesloten.
Ook wij staan. Halverwege het lied komt de stoet traag in beweging, als we buiten komen en het klokje tingelt, horen we zijn stem wegsterven: ‘Going home, going home, going home.’ Perfect getimed. Bij het graf spreekt de uitvaartleider dat we omringd door geluiden van het leven dat toch verder gaat nog een moment bij de gedachtenis aan meneer W. stilstaan, ook de dragers blijven erbij. In de verte rijden er twee treinen voorbij, ergens klinkt het geluid van een cirkelzaag. Dan zakt de kist, we werpen een schepje zand en wandelen terug naar de koffiekamer. Mooi hoe dat eerste lied eigenlijk toevallig op je gedicht aansloot, ik dacht ook aan de dochter, toen ik de muziek uitkoos: zijn koningin, vertel ik Wim.

‘Dat soort dingen zijn geen toeval,’ meent Wim stellig. In de koffiekamer treffen we de dragers weer, een van hen schrijft alle nummers van de cd-hoesjes over, hij gaat ze thuis op Spotify terugzoeken, vertelt hij. Tevreden nemen we afscheid. Het was een fraaie dienst. Langzaam fietsen we terug, die luidruchtige wereld in.

© voor het gedicht: Wim Brands
© voor het verslag: F. Starik

+