Eenzame uitvaart #123, Amsterdam

Eenzame uitvaart nummer 123
O. M. de H.
Dichter van dienst: Eva Gerlach

Ali Mahmood meldt: O. M. de H., geboren 16 februari 1952, woonachtig in Amsterdam-Zuid, overleden in het VU-ziekenhuis op 24 februari 2011. Vader leeft nog, maar heeft al dertig jaar geen contact meer met zoon, wil niet naar de uitvaart komen, verder geen familie. Meneer De H. wordt begraven op Vredenhof (Haarlemmerstraat, bij de goedkope tapijthal, schrijf ik er ten behoeve van de dichter van dienst bij) op woensdag 16 maart om 9.30 uur. Aj. Dat is de ochtend na het Boekenbal. Ik probeer Eva Gerlach. Niet het type feestvarken, en ook niet iemand die heel graag wil worden gezien, en inderdaad, ze gaat niet. Stemt na enig nadenken in met het verzoek een gedicht te schrijven. Ik kan haar dit er nog bijvertellen: Mahmood is op zijn woning geweest, omschrijft de woning als ontwricht, chaotisch, niet netjes, veel papier, overal plastic zakken, heel veel plastic – rommel, muizen ‘maar dat hoeft allemaal niet in het gedicht’ voegt hij eraan toe. Meer kom ik niet te weten. Google kent hem niet. De straat waar hij woonde is fraai, van de Amsterdamse School.

Twee wekkers en de belofte van mijn lief dat ze me zal wakkerbellen doen het werk, woensdagochtend. Des nachts een man, des ochtends een man. Haastige douche. Koude wind, de tranen lopen over mijn wangen. Eigen schuld. In de aula op Vredenhof tref ik Mahmood aan, alsmede een mij onbekende uitvaartleider, de beheerder van de begraafplaats, de man met de opvallend kleine tanden. En ook de dragers zijn er al, waaronder die, die treffende gelijkenis met Jan Boerstoel vertoont. De uitvaartleider gaat mee naar buiten, om Gerlach op te wachten, om te roken. Hij vraagt of hij nog wat moet zeggen, dat mag, maar het hoeft niet. Ja, straks aan het graf, zijn naam nog eens noemen, dat we afscheid nemen, dat we enige momenten stilte zullen betrachten, die dingen. Ik geef hem de twee cd’s die ik heb meegebracht. Nummer 1 en 24 van deze, nummer 10 van die. Deze is Key Figures, van Martin Fondse en Wolfert Brederode. Die is Elbow, van de nieuwe cd Build a rocket boys!, het schitterende, kleine, verdrietige liedje The birds, reprise. ‘The birds are the keepers of our secret, as they saw us where we lay. In the deepest grass of springtime, in a wreckless guilty haze.’

Hagelwitte sportschoenen draagt ze. Als ze is genaderd, gaan we naar binnen. De dragers nemen vast een kopje koffie. We wachten tot het exact half tien geworden is. Voorzichtige pianoklanken. Gerlach spreekt.

AF

Dat je daar ligt, wat maakt het uit. Verdriet
tel ik niet voor je neer, ik weet sowieso
nauwelijks meer wat dat is en ik ken je niet.
Als je maar weet dat niemand dood is zo

lang iemand aan hem denkt. Wie dan. Ik ben
kind noch kraai van hem en de kist is dicht.
Tenzij hier iemand is die met hem rende,
viste, balletje trapte. Laat hem toch

zijn wat hij wil, stil, kakel niet alsof
je wie dan ook in leven kunt verzinnen.
Nee, ik strooi stof, ik jank het donker open,

ik ben de grijper die de film laat lopen
waarin hij zwijgend alle knikkers wint
en in zijn rugzak stopt. Dood, blijf eraf.

© Eva Gerlach

Orgel. Dat was andersom bedoeld – eerst dat liedje met die vogels. Nu ja. We doen het er maar mee. Als de muziek is afgelopen, schuift men de gordijnen open. ‘Heren. Alstublieft,’ klinkt het, als de dragers naast de kist staan gevolgd door ‘Hoeden. Alstublieft.’ Achter de kist aan naar de kuil, gul bedekt met groen. We nemen onze stilte in acht. We werpen een schepje zand. Geven de schep aan elkaar door. Ik ben de laatste, steek de schep terug in het zand. Dan komt de uitvaartleider naar voren, hij werpt ook een schep, sorry, dat ik de schep niet doorgaf. Dat doet een uitvaartleider anders nooit. Zwijgend lopen we terug naar de koffiekamer. Mahmood neemt vlug afscheid. Hij probeert zelfs geen kopje thee. ‘Het is druk,’ zegt hij. ‘Ik moet er nog drie. Van Bokhoven vier. En Jane ook drie, geloof ik.’

De koffie is sterk, en was al gereed bij binnenkomst. Ik los een staafje creamer op. Ik zie Gerlach aarzelen, zij giet er een tweede staafje creamer bij. Dat helpt nauwelijks, de koffie kleurt slechts marginaal lichter. Even later stap ik met haar naar buiten. We kletsen wat, terwijl we de Haarlemmerstraat afspeuren naar de bus. ‘Ik ga naar de overkant,’ besluit ze dan. Zij gaat naar de overkant, ik fiets naar huis.

© voor het verslag: F. Starik