Verslag eenzame uitvaart #222, Amsterdam

Eenzame uitvaart nummer 222
I.M. R.T.
Uitvaart gepland voor maandag 20 november 2017, 9.30 uur
begraafplaats St. Barbara
dichter van dienst: Jos Versteegen

 

Woensdag. Meneer Rosenberger meldt een dode aan. Veel weet hij niet. Niet wie de man is, althans niet zeker, niet waarom hij gevallen is, of misschien geduwd, gesprongen, niet waar hij vandaan komt, althans niet zeker. We hebben een lijk, gevonden op 4 november, voor de flat Geldershoofd in Amsterdam Zuidoost. Dat is wel zeker. Afkomstig uit Marokko of Algerije. Geen vaste woon- of verblijfplaats. Hij was wel bekend, bij Justitie, GGZ, de Reclassering, de Regenbooggroep. Inloophuizen, drugspastoraat. Bekend, maar niet gekend. Hij bediende zich van in totaal acht aliassen, met verschillende geboorteplaatsen en -data, met een duidelijke voorkeur voor 14 april, meestal in 1965, een keer in 1961, een keer in 1963.

Gerald Rosenberger mailt me de melding van de politie door. De politie is stellig over zijn naam: R.T., geboren op 1 juli 1965 te Marrakesh. En dat hij nu in het mortuarium van UZ is gelegd. ‘Vrijgegeven door OVJ Lobregt.’ Die zoeken we op: bedoeld wordt officier van justitie mr. Anneloes Lobregt. ‘Er is getracht familie te vinden in Marokko, maar dat is helaas niet gelukt.’ Als ik op internet zoek naar ongelukken rond de vierde november, vind ik ook niets, geen melding, geen ambulance in die richting.

Ik geef de gegevens door aan Jos Versteegen. Vrijdag aan het eind van de middag belt Van Bokhoven: de uitvaart is gecanceld. Meneer gaat naar Algerije. Nabestaanden verzorgen dat. De rekening bij UZ hebben ze voldaan. Een rekening met een dichter erop, zo werkt dat administratief: de opdracht wordt door de dienst bij UZ gemeld en daar wordt de rekening opgemaakt. ‘Je kunt dus gewoon declareren, de opdracht is immers al verstrekt.’ Hoe het kan dat meneer toch naar Algerije gaat, kan hij niet zeggen. Ook niet wie de rekening heeft voldaan. Dat kan familie zijn, het consulaat. Hoe dan ook, hij gaat terug, hij wordt niet hier begraven.

Even later bel ik Jos weer. Ik zeg dat het me spijt, er is geen gedicht meer nodig. Ben je al begonnen? Nee, ik wilde het morgen schrijven. Het weekeind kan beginnen. Het zit me toch niet lekker. Wel een rekening, geen gedicht. Mijn lief vindt dat ik het gedicht alsnog kan laten schrijven: eenzaam is hij zeker gestorven. ‘Je moet alleen een adres hebben om het gedicht aan te richten: die nabestaanden.’ Je zou het gedicht kunnen laten vertalen. Maandag bel ik nog eens met Van Bokhoven. Wat is nu zijn identiteit? Wie betaalt de thuisvaart? Hij weet het niet. In principe is de zaak voor de dienst gesloten. Al bestaat de mogelijkheid natuurlijk dat er geen uitreisvergunning hier wordt afgegeven, en geen inreisvergunning daar. Dan komt hij op den duur vanzelf weer terug.Gaat hij nog een keer dezelfde procedure in.

Ik bel met UZ. Wellicht hebben zij een opdrachtgever. Ook daar niks: hij is vanmorgen opgehaald door Al Firdaus, een islamitische uitvaartverzorger, voor UZ is de zaak gesloten, afgedaan. Ik krijg een nummer en een antwoordapparaat, even later belt Al Firdaus terug. Ja, we hebben hem vanmorgen opgehaald, hij wordt nu gewassen, hij krijgt een lijkwade aan, hij gaat vanmiddag naar de moskee, in Amsterdam Oost, daar zal een gebedsdienst aan hem worden gewijd. Over de huidige status van zijn identiteit kan men niets zeggen, daar komt papierwerk aan te pas, het consulaat van Algerije is op maandag gesloten. Wel is hij vanmorgen bij het wassen door vrienden herkend, zijn identiteit staat echt wel vast. Wie zijn die vrienden dan? Vanmiddag bij de moskee zullen er opnieuw vrienden aanwezig zijn, verzekert me de uitvaartverzorger. Alles komt in orde. Nog meer vrienden? De stem klinkt bazig, wat vermoeid. Het is niet de bedoeling dat ik me hier verder mee bemoei, hij is in goede handen nu, gedichten zeggen wij niet voor overledenen, hen past slechts de rituele wassing, het gebed – wie de rekening heeft voldaan, ik durf het niet rechtstreeks te vragen.

Ik overleg nogmaals met Jos, of hij niet toch een gedicht wil schrijven voor de man, die uiteindelijk zal verdwijnen. ‘Wat zegt jouw water?’ Al hebben we geen adres, de rekening is voldaan. Dat is een mager argument. We kunnen natuurlijk ook de Dienst verwittigen dat er geen dichter in rekening gebracht hoeft te worden, dat gebeurt nu eenmaal, af en toe: een uitvaart die niet doorging. Misschien is het op formele gronden te verdedigen, dat een eenmaal gegeven opdracht geld kost, het oogt natuurlijk aardiger als je van je vergoeding afziet.

Ik kan de politieman nog bellen, die de zaak behandeld heeft. Waarom hebben jullie de dood van onze man geheimgehouden? Waarom is er geen melding van gemaakt? Wie is hij echt? Het duurt tot woensdag voor ik hem durf te bellen, natuurlijk, een antwoordapparaat. Ik spreek in, probeer professioneel en gehaast te klinken, zoals ik me voorstel dat politiefunctionarissen dat onderling doen. Ook de dagen na woensdag word ik niet teruggebeld. Ik ben geneigd het op te geven. Waar bemoeien we ons nog mee?

Zondagochtend, 26 november. Hier is het gedicht voor R., de man met de acht levens.

Wens

In memoriam R.T.,
aangetroffen bij de flat Geldershoofd, Amsterdam

Een kat heeft zeven levens, zeggen ze,
hij had er acht, zegt de politie, acht,
maar niet genoeg om goed terecht te komen.

Gesprongen of gevallen of geduwd –
ze lagen onder een balkon, gebroken,
die zwaarbewolkte zaterdag met wind
en lichte regen, ’s middags kans op zon.

Ze woonden overal, die acht, en nergens,
zegt de politie, en nu lagen ze
daar op die herfstdag bij elkaar. Vallend blad
begon voorzichtig met begraven.

Ze zijn gevonden, alle acht. Ze liggen
nu ergens waar het ijzig is en reizen
straks naar de zomer toe. Een zachte landing
en zeven hemelen voor alle acht.

© Jos Versteegen

© voor verslag: F. Starik