Verslag eenzame uitvaart #221, Amsterdam

Eenzame uitvaart nummer 221
I.M. J.J.H.
Begraafplaats St. Barbara, 14.30 uur, maandag 16 oktober 2017
dichter van dienst: Anneke Brassinga

 

Via de mail krijg ik een melding van Van Bokhoven binnen, in de uitgebeende taal die de ruimte van de formulieren die nu eenmaal dienen ingevuld ter beschikking staat: een naam, een adres, een geboorteplaats, het tijdstip van overlijden en dat van de uitvaart, niet verrassend begraafplaats St. Barbara. Meneer H. werd op 12 mei 1952 geboren in Groningen en werd in zijn woning aan de Overhaalsgang in de Plantagebuurt op 5 oktober gevonden, na een klacht van de buren over stank in het trapportaal.

Ik bel met de Dienst. Van Bokhoven is in gesprek, Gerald Rosenberger staat me te woord, ja, we zijn gisteren in de woning geweest. Schitterend uitzicht, op het water, op de Oosterkerk. De woning was opvallend leeg: een bureau met stoel, een kledingkast, heel veel Apple-spullen, instrumenten: gitaren, keyboards. Een eenzame muzikant. Geen bed, geen matras, maar die is mogelijk door de GGD al afgevoerd, vanwege de nog immer penetrante stank.

De Dienst heeft zijn telefoon en IPad doorzocht op telefoonnummers en adressen: niemand. Hij stond sinds 2000 ingeschreven in Amsterdam, is kennelijk lang in Groningen gebleven. Hij heeft hier op verschillende adressen gewoond, sinds tien jaar in de Plantagebuurt. Ouders overleden, en ook was er een tweelingbroer die bij zijn geboorte de geest heeft gegeven. Verder geen familie getraceerd.

Zijn uitkering was ondergebracht bij budgetbeheer, daar heeft men een kleine spaarpot aangelegd, op zijn privérekening stond hij rood, voor zover hij rood mocht staan, niet erg veel. Google levert alleen een J.J.H. op Facebook op en dan ook nog met een van de voornamen niet juist geschreven: een man met een snor en een ontevreden gezicht, dat hij achter diverse zonnebrillen verborgen houdt, een man met 47 vrienden. Maar het is onmogelijk vast te stellen of dit onze man is, en een vriendschapsverzoek versturen durf ik niet. Bent u dood?

Dichter van dienst Anneke Brassinga mailt: ‘Ja, de ramen staan nog op een kier, vanwege de stank. Een van de mannen op het pleintje voor de brug, die daar blikjes bier drinken, riep toen ik naar onze eenzame muzikant vroeg: Heeft hij weken doodgelegen? Lekker rustig toch! Laat hem toch! Ik ben blij dat ze mij niet zo in de gaten houden!’

Maandag, met een overtuigende impersonatie van een zomerdag. Van Bokhoven, Kiewik, twee studenten van de Hogeschool die iets in verband met hun studie komen doen, Jonathan Reeder, die met de Engelse vertaling van De eenzame uitvaart (het boek) bezig is, de dichter van dienst, de uitvaartleider, de jonge meneer Degenkamp, we zijn er allemaal. De lijkwagen. Ook. Ik overhandig mijn stickje met muziek.

We schrijden naar binnen op Quintessence, Benjamin Clementine, van een nieuwe cd die in de pers nu eens niet bejubeld wordt, kijk, daar kan een eenzame muzikant wat mee: Clementine begon zijn carrière als straatmuzikant in de ondergronds gangen van de Parijse metro. Tot hij internationaal doorbrak, natuurlijk. De uitvaartleider geeft mevrouw Bransinga het woord. Dat is mijn schuld. Buiten de aula vroeg hij hoe de dichter van dienst heette, ik noemde haar naam, hij herhaalde die met een nadrukkelijke r erin, en ik kon niet nalaten zijn uitspraak te verbeteren met een nog rollender r, en toen dacht hij dus dat er ook nog een n in moest. Niet meer doen.

Eenzame muzikant

Kluizenaar met formidabel uitzicht op de vaart en
aan de overzij de kloeke kerk. Je ramen zijn nu open
op een kier, er moet gelucht want veel te lang

heb je gelegen bij ontstentenis van eigen leven,
verstild, en ook al de gitaren in je kamer zwegen,
nu jij er niet meer was om met één geplonkte snaar

ze mee te laten trillen. Muziek als samenzang, als
droom van mededeelzaamheid voor ‘n doodalléne man,
een bed van klank, een koestering, akoestisch.

Heb jij het zo beleefd? Hoe mooi het is je voor te stellen
dat ooit de dans begint, de wereld in beweging
komt, gestuwd door wat je speelt? De sterren van

de hemel? Wij zullen het nooit weten maar
door het te geloven bed ik jou in zachte wade,
ben je niet ook nog als dode zo erbarmelijk alleen.

 

Anneke Brassinga

 

Pere Ubu met The Healer, nog zo’n verse cd van de stapel juist verschenen. ‘I’ve seen too much. O and I see too much.’ Als derde koos ik voor String Reprise van Leonard Cohen, instrumentaal, klassiek, en dan prevelt hij op het laatst: ‘I wish there was a treaty. I wish there was a treaty. Between you love and mine.’ Dat krijgen we net niet meer te horen, we staan al buiten voor de muziek is uitgeklonken. Ik had gezegd dat het laatste nummer maar heel kort was. Het voelt niet kort. Het zaagt maar door. We halen het einde niet, we staan al in die rare late zomerdag, lopen door het rechter zijpad naar wat de laatste rustplaats van meneer H. gaat worden, daar is de kuil, daar gaat de kist. We werpen allemaal een schepje zand, ook de studenten en de vertaler, zelfs de uitvaartleider wil niet achterblijven, we gaan het hele rijtje af.

Ik blijf met Kiewik wat achter, we kletsen wat over de zaken die ons bezighouden, ja, het overlijden van de burgemeester, het reilen en zeilen op de afdeling, het tweede huis in de Achterhoek, de dingen die je daar kunt doen. Dat alleenstaande vrouwen met kinderen wellicht beter af zijn buiten Amsterdam, in Almere bijvoorbeeld. Ik stel me voor dat ik een alleenstaande moeder met een uitkering en twee kinderen op de basisschool in Almere ben. Ik stel me voor dat ik naar huis fiets. Als ik thuiskom, zijn die kinderen er niet meer.

© gedicht: Anneke Brassinga
© verslag: F. Starik

+