Eenzame uitvaart #74, Amsterdam

Eenzame uitvaart nummer 74
M. A., geboren 7 augustus 1927 in San Nicolo, Italië, op 12 april 2007 in zijn woning bevonden
Begraafplaats St. Barbara, vrijdag 20 april 2007, 09.00 uur.
Dichter van dienst: Catharina Blaauwendraad

M. A. was van plan om naar zijn vaderland terug te keren, hij heeft zich vorig jaar september al uit het Bevolkingsregister laten schrijven. Toch heeft hij zijn woning in de Mauvestraat nog aangehouden; op 12 april 2007 werd hij daar bevonden. Buren waarschuwden de politie, de politie forceerde de deur en heeft (in de woorden van Ali Mahmut van de Dienst) het dodelijke lichaam gevonden. Natuurlijke doodsoorzaak.

Op 17 mei 1962 heeft hij zich in Amsterdam gevestigd. Geen kinderen, geen huwelijk.

Er is een neef uit Italië gekomen, die heeft ‘het dodelijke lichaam’ gezien. Hij heeft dus niet erg lang dood gelegen; er was sprake van een toonbaar stoffelijk overschot. De neef is terug naar Italië gegaan en heeft toestemming gegeven M. hier te begraven. Daartegen maakte ook het Italiaanse consulaat geen bezwaar. Volgens deze contactpersoon was hij van plan om naar zijn geboorteland terug te keren. Dat is er dus niet meer van gekomen.

Dezelfde middag belt Ali Mahmut nog een keer. Ach. Het in het Noordhollands kanaal aangetroffen babytje. Die uitvaart zal een uur later plaatsvinden. In de loop van de week stapelen de ontwikkelingen zich daarron op. Donderdag wordt door UZ besloten de uitvaart van M. een kwartier eerder te laten plaatsvinden. Opdat die rustig en waardig kan verlopen.

Vrijdagmorgen half negen: nog warm van het douchen, de zomermantel over het stuur geslagen, fiets ik door de ochtendkilte naar een zonovergoten begraafplaats. Ali Mahmut staat er al, in de koffiekamer tref ik de uitvaartleider Leo, een lange, zorgelijke man met een verdrietig gezicht en dichter van dienst Catharina Blaauwendraad aan, de laatste gehuld in een bijna ravissant te noemen zwarte cape, die als je hem omslaat een dieprode binnenzijde prijsgeeft, zeer fraai. Pumps, noem je zulke schoenen geloof ik, kousen, eenvoudige zwarte rok, mooi shirt erboven. Ik complimenteer haar met haar verschijning. Ze lacht. ‘Vorige keer schreef je in je verslag dat ik een gekreukeld linnen jasje droeg. Dat zal mij niet meer gebeuren, dacht ik.’

We hebben elkaar de afgelopen dagen mooie muziek gestuurd, die misschien geschikt zou zijn voor M. te draaien. Ik gokte mis met Mark Lanegan, Catharina raak met een stuk van Antonio Caldara, “Sebben, crudele” van de cd “Arie Antiche”, gezongen door Cecila Bartoli. Dan het Ave Maria, om de aula te verlaten op “Ose Shalom” van het Gianluigi Trovesi & Gianni Coscia Duo, van de cd Music Meeting Festival Highlights 2006 van Radio Nederland Wereldomroep. Over Cathatarina’s keuze zijn we het eens. Ik vond op het nippertje de ooit via Ger Fritz gekopieerde cd van Beniamino Gigli, waarvan ik het Ave Maria aanbeveel.

Leo zal ook de volgende uitvaart leiden. Nu we toch bezig zijn. We nemen in één keer de volledige muziekkeus voor deze ochtend door. De afgelopen dagen in platen- en cd-kast naar aanvaardbare muziek gezocht, omdat anders òf Degenkamp òf de uitvaartleider met Dikkertje Dap zou komen aanzetten, maar ik vond bij alles wat ik draaide wel iets bezwaarlijk: te zwaar, te licht. Vrouwkje Tuinman bracht uitkomst, snorde via internet precies de goede liedjes op, die ik in mijn digitale onnozelheid niet kon vinden en via mijn – postvak in -uiteindelijk op aparte cd’s brandde: een wiegeliedje van Brahms, lief klassiek, dan, zwaarder aangezet, uit de film Pinokkio ‘When you wish upon a star’ in een uitvoering van Louis Armstrong: dat wordt huilen, om af te sluiten met Paul Mac Cartney’s Blackbird (singing in the dead of night). En inderdaad, Leo dacht aan hoedje van papier. Ik leg hem mijn alternatieven voor. ‘Gewaagd,’ leek hem de muziekkeuze. En ook vroeg hij zich af, of Paul McCartney niet te hard zou zijn. ‘Het is een heel mooi zacht liedje. Het probleem met die kinderliedjes is nu juist dat die nooit voor hem gezongen zullen worden,’ overtuig ik hem. En Pinokkio, daar heeft de dichter van dienst om gevraagd. Neel bezit een dvd van de oude Italiaanse oerversie van de film, met Gina Lollobrigida, maar kan geen kopie maken, en een dvd afspelen kan op de begraafplaats dan weer niet. Ik zou het thema moeten herkennen van een eerdere gelegenheid. Het thema dat Vrouwkje tevoorschijn googelt kan het niet zijn. Zo kwam ze bij Armstrong uit, om de Disney-versie te omzeilen. We gaan het proberen. De jonge Degenkamp neemt de stapel cd’s in ontvangst en brengt ze naar achter.

Dan komt ook Ger Fritz aanbenen. En de oude Degenkamp, die vandaag elders afspraken heeft, komt, voor hij vertrekt, met een koninklijk lintje op de revers van een geruite colbertje gespeld, even een handje schudden. Ik kan me herinneren dat ik hem ooit, gehuld in vrijetijdskleding, bij de slager tegenkwam. ‘Ah, daar hebben we de dichter,’ riep hij luid, en toen pas herkende ik hem, aan zijn stemgeluid. De mens bestond voor mij uitsluitend gehuld in stemmig grijs. Ook het geruite colbertje brengt me in verwarring. Zo klopt hij niet.

VERSLAG CATHARINA BLAAUWENDRAAD

Zover kom ik. Van hier af mag Catharina mijn werk doen. Zij schrijft: “Omdat ik het richtinggevoel van een kistkalf heb, besloot ik vanmorgen vanaf Amsterdam CS een taxi te nemen. Zodat ik niet zou verdwalen en te laat zou komen. Slecht idee. Eerst krijg je bij de taxistandplaats een soort koehandel met wie je mee mag en dan moet die jongen bij collega’s gaan navragen waar St. Barbara is want zijn navigatiesysteem is stuk. En vervolgens rijdt hij je naar de verkeerde begraafplaats en moet de weg gaan vragen en jij suggereert dat hij nu de meter wel uit mag zetten en vreet je op dat je straks toch nog te laat komt. De meter loopt door. Je arriveert op het nippertje en twintig euro lichter. En kwaad, vooral op jezelf. Stomme trut. Leer kaartlezen.

Buiten staat een rij grijze hoge hoeden in het gareel. Op een bankje zit een kleine, mediterraan ogende meneer. Zouden er dan toch nog Italiaanse neven zijn opgedoken?

Ik vraag naar Starik. Die nog niet gesignaleerd, dus ik loop door naar de koffiekamer. Mediterrane meneer meldt zich daar ook en stelt zich, goddank voordat ik hem ga condoleren, voor als Ali Mahmut van de Dienst. Even later komt Starik binnen en loopt weer naar buiten om te roken. Soms rookt hij shag, soms sigaretten, ik heb nog niet precies geanalyseerd waardoor de keuze bepaald wordt.

Dan meldt Ger Fritz zich en ontstaat er allerlei gezellig gebabbel. Als Starik voorzichtig opmerkt dat het kwart voor negen geweest is gaat de “wilt-u-mij-maar-volgen”-meneer ons voor. Ik hang tas en cape weg en verdeel op goed geluk wat uitdraaitjes van het gedicht onder de aanwezigen. Mevrouw Bartoli klinkt veel minder warm in de rouwkapel dan in de huiskamer. Inmiddels weet ik dat de Engelse vertaling van de tekst luidt: “Cruel love,
although you make me languish, I wish always to love you faithfully. I shall serve you so long that I shall wear down your pride. Vreemd genoeg vind ik het op een overdrachtelijke manier toch wel toepasselijk.

Ik wacht op de meneer die “Wij zijn hier om afscheid te nemen van M. A.” gaat zeggen maar in tegenstelling tot de vorige uitvaart is er geen aankondiging. Ik werp een blik op Starik. Oh, ik moet nu. Ik zeg de titel met een zijdelingse blik op de kist. Het is raar om “tot
ziens” te zeggen tegen iemand die je nooit gezien hebt. Moet altijd heel erg aan mijn vader denken als ik dit soort dingen doe.

M. A.

* 7 augustus 1927 San Nicolo, Italië
† 12 april 2007 Amsterdam

tot ziens

ik kom terug zodra ik meer
verzet onder de vaarboom heb
en kracht om af te stoten, los

ik kom terug; ik kon al eerder
ver gaan en achterlaten, tranen
als schapen op het droge brengen

ik kom terug met zoeter water,
cadeautjes voor de kinderjaren
die zich verdringen in een haag

ik kom terug met warme handen
en leeuwen die hun klauwen slaan
in stenen langs de oprijlaan

omdat ik nooit verankerd was in aarde
tot vandaag

Eenzame Uitvaart #74, begraafplaats St. Barbara te
Amsterdam, 20-04-2006 © Catharina Blaauwendraad

Er zit een hinderlijke tik in de radiatoren van de verwarming. Die hoorde ik niet tijdens het lezen, maar wel tijdens het intro van het Ave Maria. Het is een mooie versie, niet te ijl, niet te klassiek, niet te kwezelachtig.

Daarna valt er een stilte. Zou mijn ogen kunnen sluiten om te bidden maar dat doe ik nooit. Zie dat er leeuwenfiguren op de sokkels van de rouwkaarsen staan. Vraag me af waarom. Bij het houten beeld van de heilige Barbara moet ik altijd aan het Duitse volksrijmpje denken: “Margareta mit dem Wurm, Barbara mit dem Turm, Katharina mit dem Radl, das sind die drei heiligen Madl.” Barbara is de patrones van de stervenden en werd volgens het verhaal door haar bloedeigen vader gruwelijk onthoofd.

Dan wordt het laatste lied aangezet. Trovesi, zo lees ik nu op het cd-hoesje, is een van de founding fathers van de Europese jazz en hij wordt algemeen tot de beste jazzklarinettisten ter wereld gerekend. Ik had nog nooit eerder van hem gehoord maar vond de muziek bedrieglijk eenvoudig en stiekem subtiel, zoals de ‘toegankelijke gedichten voor een breder publiek’ waar Starik het later met Neeltje Maria Min over had.

De dragers lijken moeite te hebben met het onverwachts versnellende ritme. Bij nader inzien toch niet het juiste ritme voor het wegdragen van een kist, maar ja, de ritmiek varieert nogal gedurende de opname. Bij Starik wekt dit de indruk dat ze willen dansen, ze tillen hun voeten ongebruikelijk hoog op. Ik wachtte tot ze over zouden gaan op een soort hinkstapsprong, maar eenmaal buiten hoorde ik dat het klokje van de kapel ook in eenzelfde tempo luiden, niet dat sonore bonzen van een grote kerkklok.

Het is mooi om op een dag als deze begraven te worden, dan is het niet zo onherbergzaam buiten. Van die paraplubegrafenissen is meer iets voor de film. Of het gedicht mee mag met de kist? Ja graag zelfs. Er wordt gesjord met de kist en de coniferen (het zogeheten grafgroen) blokkeren de lier. De kist zakt tergend traag de diepte in. Of we een schepje zand op de kist willen gooien. Mijn aandacht wordt afgeleid door een bierflesje aan het hoofd van een graf of twee, drie, verderop. Ach ja, zand. Liever bloemblaadjes. Dat bonkt niet zo hard op het deksel.

In de koffiekamer wordt gepraat. Ik teken het register, dat had ik vooraf al willen doen maar dat bleek niet gebruikelijk. Oei. O ja, Ger Fritz legt me omstandig uit om welke redenen je de aanvangstijd een begrafenis nooit mag vervroegen. Omdat er altijd nog nabestaanden op kunnen duiken die je dan zou moeten vertellen dat de laatste boot al weggevaren is. En omdat er, volgens Ger, veel mis kan gaan in een mensenleven. Laat de laatste reis dan in elk geval goed geregeld zijn, luidt zijn credo. Wat er allemaal fout kan gaan bij een begrafenis. Ik weet dat donders goed. Toen we mijn nichtje begroeven, sprak de dienstdoende uitvaartmedewerker de nabestaanden toe: “We zijn hier om afscheid te nemen van…” en vervolgens een wildvreemde naam. Waar gehakt wordt vallen spaanders. Maar dat hoeft niet in het verslag.”

Nu staat het er toch. Tot zover Blaauwendraad. Tot zover het verslag van eenzame uitvaart nummer 74, dat eigenlijk naadloos overgaat in verslag nummer 75. Morgen verder.

© voor gedicht en een groot deel van het verslag Catharina Blaauwendraad.
© voor de verbindende en inleidende tekst F. Starik