Eenzame uitvaart #272, verslag

Maandag 18 juli 2022, 10.00  uur
begraafplaats St. Barbara, Amsterdam
Dichter van dienst: Maria Barnas
Auteur verslag: Joris van Casteren

Lok en nagel

Ik zit op de bank in het krappe appartement van de dode: de 63-jarige mevrouw J., afkomstig uit Winneba, een plaatsje in Ghana. Een forse blonde Pool, Boris Nowacki (39), heeft me binnengelaten.

In strijd met de regels van het nogal sjofele seniorencomplex, de Koornhorst in Amsterdam-Zuidoost, verhuurde mevrouw J. de slaapkamer van het appartement aan Nowacki. Zelf nam ze haar toevlucht tot het aan de open keuken grenzende berghok waar het kindermatras waar ze op sliep en levenloos op werd aangetroffen ternauwernood in paste.

Na de lijkvinding diende Nowacki de woning te verlaten. Omdat de Pool nergens naartoe kan heeft de huismeester hem twee maanden respijt gegeven. De huismeester is coulant omdat onderhuur in De Koornhorst – waar volgens hem kwesties als prostitutie, drugshandel en illegale gokpraktijken spelen – als een relatief licht vergrijp geldt.

*

Het uiterst spaarzaam gemeubileerde appartement is netjes onderhouden: het laminaat glimt, het aanrecht is schoon. Op een kastje staat een oude televisie waar mevrouw J. volgens Nowacki nooit naar keek.

Wel kroop ze soms nog ondanks de pijn in haar gewrichten achter de Toyota-naaimachine, het enige voorwerp in de woning dat iets van waarde lijkt te vertegenwoordigen. Mevrouw J. was kleermaker van beroep, gespecialiseerd in Afrikaanse jurken.

Uit eerder door de Team Uitvaarten van de gemeente Amsterdam doorgenomen administratie blijkt dat ze in 1991 met het vliegtuig in Nederland arriveerde. Een kleine, knappe vrouw, valt op te maken uit een foto, bevestigd aan een Ghanees emigratiedocument.

Mevrouw J. trouwde kort na aankomst met een zekere Hans Vink, een Nederlandse man die in de Bijlmer woonde, elektricien van beroep. Twee jaar later werd dit kinderloze huwelijk ontbonden. Elders in Amsterdam-Zuidoost vond mevrouw J. onderdak, in een gemeenschappelijke woning aan de Kloethorststraat.

Op een praktijkschool volgde ze Nederlandse lessen. Tussen de administratie trof Team Uitvaarten lesmateriaal aan. ‘Het grote, mooie witte huis staat in de straat waar mijn moeder woont,’ noteerde ze in 1994 met vulpen in een schrift.

*

Aan Afrikaanse jurken was in Nederland weinig behoefte, vanaf haar aankomst werkte mevrouw J. als oproepkracht met nul-urencontract voor schoonmaakbedrijven, via uitzendbureaus die een deel van het karige uurloon inhielden.

Ze reinigde winkels en kantoren. Vanwege het jarenlang poetsen in onnatuurlijke houdingen kampte ze met gewrichtsaandoeningen, blijkt uit de notitie van haar huisarts op een doorverwijsformulier uit 2014. Daarnaast was ze suikerpatiënt en slikte ze bloedverdunners.

Mevrouw J. leefde zuinig, geld dat ze uitspaarde stuurde ze naar haar moeder en andere familieleden in Winneba. Twee zussen van mevrouw J. waren, eveneens in de jaren negentig, naar Londen geëmigreerd. De relatie met hen was bekoeld omdat de zussen meenden dat mevrouw J. te weinig overboekte.

Toen haar gezondheid verslechterde raadde de huisarts haar aan te verhuizen naar een seniorencomplex, waar eventuele passende zorg eenvoudiger beschikbaar zou zijn.

In de Koornhorst sloeg de eenzaamheid toe. Er waren geen huisgenoten om een praatje mee te maken. Een Surinaamse buurman die al twintig jaar in het complex woont en geen idee had dat zijn buurvrouw met wie hij nooit een woord heeft gewisseld is overleden, zegt dat een groep criminele ouderen het complex onveilig maakt. Uit angst de verkeerde te treffen doen veel Koornhorst-bewoners er liever het zwijgen toe.

*

Mevrouw J. was een frequente bezoeker van de True Teachings of Christ Church aan de Bijlmerdreef, waar veel Ghanezen komen en de nadruk ligt op zang binnen de liturgie. Door de oprukkende artrose was die tocht van een paar honderd meter haar teveel geworden.

In plaats daarvan bestelde ze per post evangelisch studiemateriaal, bij een organisatie die zich Living Hope School of Ministry noemt en als doel heeft het theologische gedachtegoed naar een hoger plan te brengen.

De Living Hope School stuurde boeken met titels als Satan Get Lost! en cd’s met eindeloze preken waar mevrouw J. de hele dag naar luisterde. Vanaf het moment dat ze in 2018 arbeidsongeschikt thuis kwam te zitten en afhankelijk raakte van een uitkering, vulde ze haar dagen met bijbelstudie. Ze leek een non die zich vrijwillig inkluisde, slechts om boodschappen te doen kwam ze nog buiten.

In het berghok liggen notitieboekjes gevuld met devote inzichten. Recent nog wijdde ze met bevende ballpoint uit over seksuele losbandigheid, die de mens weliswaar tijdelijk verlossing brengt maar onverbiddelijk Gods toorn opwekt als voortplanting uitblijft.

*

Begin dit jaar hing mevrouw J. op het mededelingenbord van een supermarkt bij metrohalte Kraaijennest een handgeschreven briefje op met haar telefoonnummer en de tekst ‘rustige kamergenoot gezocht’. Nowacki zag het briefje hangen en belde haar meteen.

Aan de telefoon vertelde hij dat hij al tien jaar in Nederland werkte. Op verschillende bouwlocaties, waaronder de Amsterdamse Zuidas, was hij betrokken geweest bij de realisatie van kantoren. ‘Buizen en leidingen zijn mijn specialisatie,’ zegt Nowacki terwijl hij op zijn werkschoenen met stalen neuzen zenuwachtig door het appartement drentelt.

De volgende dag ging Nowacki langs om kennis te maken. Het seniorencomplex kwam grimmig op hem over maar in de Bijlmerflat waar hij op dat moment een kamer huurde, samen met enkele luidruchtige landgenoten die hem met hun drankgelagen van zijn nachtrust beroofden, was het ook niet pluis.

Het klikte tussen de fragiele Afrikaanse en de gespierde, montere Oost-Europeaan. Ze noemde hem ‘een godsgeschenk’, hij mocht haar meteen bij haar voornaam noemen.

De huur voor de slaapkamer en het gebruik van de gemeenschappelijke badkamer met toilet zou vierhonderd euro per maand bedragen. Als borg moest Nowacki een maand extra huur te betalen. Hij mocht zich niet inschrijven op het adres en diende contact te betalen.

Het was niet goedkoop maar voor huisvesting had Nowacki in het verleden wel meer neergeteld. Als arbeidsmigrant komt hij niet in aanmerking voor een sociale huurwoning, zijn inkomen is te gering voor een huis in de vrije sector.

Nog diezelfde week installeerde Nowacki zich in de slaapkamer. Hij hing zijn kleren op aan een wankel rek, legde gereedschap en bouwvakkershelm in de vensterbank. Op het plankje in de badkamer had mevrouw J. ruimte gemaakt voor zijn scheergerei en elektrische tandenborstel.

*

Toen hij de slaapkamer betrok werkte Nowacki in de buurt van Schiphol aan een kantoor van FedEx, elke ochtend om vijf uur ging zijn wekker. Hij kleedde zich stilletjes aan en sloop langs de half openstaande deur van het berghok waar mevrouw J. lag te slapen.

Ze had gevraagd of hij ’s avonds met haar wilde eten. ‘Ik weigerde beleefd omdat ik niet wist of het voedsel dat zij bereidde mij wel zou smaken,’ zegt Nowacki. Na het werk reed hij in z’n oude werkbus naar een van de vele eettentjes in Zuidoost en verorberde daar een goedkope maaltijd.

Rond acht uur kwam hij thuis. Mevrouw J. was altijd blij hem te zien, ze schoof haar vrome lectuur opzij en kwam opgewekt uit het berghok tevoorschijn. Op de bank maakten ze een praatje. Mevrouw J. merkte op dat Nowacki een harde werker was. Hij legde uit dat een gezond arbeidsethos onderdeel uitmaakt van de Poolse cultuur.

Mevrouw J. zei dat ze ook hard had gewerkt, nu dat niet meer ging was haar inkomen nihil. Om de familie in Ghana te kunnen blijven ondersteunen was ze naar een huurder op zoek gegaan. Ze verzekerde Nowacki dat hij voor haar veel meer was dan zomaar een huurder. Ze beschouwde hem als een vriend, iemand die haar eenzaamheid kon bestrijden.

Nowacki vertelde dat hij spaarde voor een stukje land in Polen waar hij zijn eigen huis op wilde bouwen. Tegen die tijd hoopte hij ook een partner te hebben gevonden. Op een keer pakte mevrouw J. zijn hand, om samen te bidden. Nowacki, die ongelovig zegt te zijn, prevelde beleefdheidshalve mee.

*

Mevrouw J. viel steeds vroeger in slaap. Als Nowacki thuiskwam bleef ze op het matras in het berghok liggen. In het weekeinde klaagde ze over extreme vermoeidheid. Nowacki verbaasde zich over de hoeveelheid medicijnen die ze slikte.

In juli was het erg heet, in het berghok had mevrouw J. een ventilator aangezet. Op een maandagochtend – in het weekeinde was Nowacki met een bevriende timmerman op pad geweest – wilde de werkbus niet starten. De wegenwacht kwam, de bus moest naar de garage.

De reparatie duurde lang, het was te laat om nog naar het werk te gaan. Nowacki at vroeg en was rond vier uur thuis. Mevrouw J. lag in het kamertje, hij liep naar de deur en fluisterde haar naam. ‘Het bleef stil, ik dacht dat ze sliep.’

De volgende ochtend sloop hij stilletjes het huis uit. Mevrouw J. zweeg toen hij rond acht uur van het werk thuiskwam, ook toen hij wat harder riep. In de badkamer stelde hij vast dat haar handdoek al dagen op dezelfde plek hing.

Woensdagochtend wilde hij haar wakker maken. Door de half openstaande deur zag hij haar benen op het matras, de ventilator zoemde. Ze reageerde weer niet op zijn stem, hij durfde niet aan haar te gaan schudden. ‘Ik kwam nooit in dat kamertje, ze zou zich misschien een ongeluk schrikken.’

Op het werk maakte hij zich zorgen. Tijdens de lunch belde hij haar tevergeefs en stuurde een bericht dat ongeopend bleef. ‘Ik zag toen dat ze op zondag voor het laatst actief was op WhatsApp.’

Na het werk reed hij direct naar huis, in paniek belde hij zijn ouders in Polen. ‘Die zeiden dat ik meteen naar binnen moest gaan.’ Bevend stapte Nowacki over de drempel. Het lichaam van mevrouw J. voelde koud aan, hij zag gestold bloed in haar neus.

*

Het leek een eeuwigheid te duren voor de ambulance kwam. Al die tijd zat Nowacki naast het matras, hij bad voor mevrouw J. ‘Ik zei: sorry, ik geloof niet in U maar deze mevrouw verdient Uw genade.’

Agenten en een schouwarts verschenen. In het gerechtelijk laboratorium waar mevrouw J. grondig is onderzocht bleek dat ze al enkele dagen dood was. Vermoedelijk is mevrouw J. in haar slaap overleden, een hersenbloeding wordt waarschijnlijk geacht.

Dit tot opluchting van Nowacki en zijn ouders, die vreesden dat de situatie als verdacht aangemerkt zou kunnen worden. ‘Ik kom uit een nette familie, ik zou haar nooit iets hebben aangedaan.’ Uit de administratie blijkt dat het geld dat hij mevrouw J. betaalde naar rekeningen in Ghana is overgemaakt.

*

Een maandagochtend op begraafplaats Sint Barbara, twee weken later. Bij aanvang van de plechtigheid komen twee huilende vrouwen de aula binnen. Het zijn de zussen uit Londen.

Via de Ghanese ambassade heeft Team Uitvaarten meteen na het overlijden de familie van mevrouw J. aangeschreven. Pas gisteren heeft het bericht de stokoude moeder in Winneba bereikt. Zij droeg haar dochters op direct naar Amsterdam te vliegen.

Maria Barnas besluit haar gedicht in het Engels voor te lezen. De zussen uit Londen hebben niets kunnen voorbereiden, ze zijn blij met deze huldeblijk. Ze hebben een verzoek: of de kist kan worden opengemaakt.

De oude moeder heeft gevraagd om een pluk haar van haar dochter, en liefst ook een stukje nagel. Daarmee kan in Ghana een bepaald ritueel worden uitgevoerd om mevrouw J. zielenrust te verschaffen.

Een van de dragers verklaart zich bereid de gunst te verlenen. Terwijl de zussen buiten wachten draait hij de sluitschroeven los en tilt de deksel van de kist. Met een schaar uit het kantoor, aangereikt door de begraafplaatsmedewerker, verwijdert hij een grijze lok.

De nagel lukt niet. ‘Deze schaar is bot,’ zegt de drager. De deksel gaat weer op de kist, de schroeven worden stevig aangedraaid. De zussen nemen genoegen met de lok die in een plastic zakje wordt verpakt.

Joris van Casteren.