Eenzame uitvaart #14, Utrecht

Eenzame uitvaart nummer 14, Utrecht
R.E. B.
Dichter van dienst: Ingmar Heytze
Verslag: Ruben van Gogh

Op 2 januari j.l. overleed op 55 jarige leeftijd in ziekenhuis Diakonessenhuis de heer R.E. B. Hij woonde op een troosteloos flatje aan de Berlagelaan in Hilversum, had geen partner, geen kinderen en was enig kind. Dat is, naast zijn uitkeringsgegevens, dan ook alles wat er over hem bekend is.
Familie, vrienden en nabestaanden waren er niet, of niet traceerbaar, derhalve restte een eenzame uitvaart op 8 januari op begraafplaats Tolsteeg.

Vanaf het moment dat Bart FM Droog, in hoedanigheid van eerste stadsdichter te Groningen, het verzorgen van een gedicht bij onbezochte uitvaarten introduceerde, geldt de zogeheten Eenzame Uitvaart als morele plicht voor iedere stadsdichter. Utrecht doet het rustig aan: Ingmar Heytze gaat zijn tweede jaar als stadsdichter in, en dit is pas de eerste Eenzame Uitvaart sinds zijn aanstelling.

Ingmar en ik glibberen op deze witte, koude, vroege ochtend per fiets de stad door en bereiken met een flinke omweg begraafplaats Tolsteeg. Daar worden we opgewacht door de uitvaartleider van Tap-Ouwerkerk, vier dragers (studenten) en een medewerker van de begraafplaats. Even later, nadat de wagen is gearriveerd, lopen we achter de baar naar de laatste rustplaats voor dhr. B.
Het is wit, het is koud. De begraafplaats ademt stilte. De zerken steken vanochtend nog nadrukkelijker dan anders uit met hun donkere tinten. Ingmar Heytze draagt zwarte kleding. Op sommige nieuwere stenen is een foto aangebracht van de overledene. Zij krijgen postuum alsnog nog een gezicht voor de toevallige bezoeker, die niet eens weet had van hun bestaan en heengaan. Wij lopen achter een gesloten kist, waarin een gezichtloze ligt: alles wat wij weten is zijn naam en daarmee weten wij al zoveel meer dan alle bezoekers na ons zullen weten.

Het graf ligt vlak tegen de Bokkenstraat aan; een serie eind 18e, vroeg 19e eeuwse huisjes in de jaren ’80 Bokkenbuurt. De voetspoortjes die we overal zien, bewijzen dat er ‘s nachts wel degelijk leven rondwaart langs de zerken.
Als de kist klaarligt om de diepte van het graf in te dalen, maken de dragers een buiging. Ingmar Heytze treedt uit het omringende wit toe om zijn gedicht te lezen. Een bizar tableau vivant: aan weerszijden van het graf staan nog de dragers, achter hen in het midden de medewerker van begraafplaats Tolsteeg en vooraan de uitvaartleider, en allen kijken zij Ingmar loodrecht aan.
Niettemin draagt Ingmar zijn gedicht onverstoorbaar en statig voor. Op het juiste moment ratelt in de verte een trein voorbij. Als we weer teruglopen wijst Ingmar me op de horizon, waarachter de zon voorzichtige pogingen doet te voorschijn te komen.
 Dat zijn altijd de twee herinneringen die je bijblijven van een begrafenis, bedenk ik me: het weer en de geluiden. Verder raakt alles vergeten.

aangepaste dienstregeling
Bij de eenzame uitvaart van R.E. B.

Nu ben je weg. De grond is hard. Op de kist
sneeuwt het vraagtekens, altijd weer. Als ik iets
wist te zeggen zei ik dit: de wereld wordt wit,
ook zonder dat er iemand ademhaalt. Je ligt
hier hoe dan ook niet lang. Vandaag, morgen,
over een week komt de trein naar huis voorbij

langs dooiende sloten in schuine, bleke strepen
zon. Kun je daar niet op wachten? Bind ijzers
onder en kluun naar de singel, zoek een schaatser
op lage noren, haak aan als een schaduw over
het ijs. Wanneer ook dat niet gaat, blijf liever
hier, in deze aarde, nog stiller dan het leven

dat je achterliet en niemand weet waarom.
Ergens, matig ik me aan te denken, moet er iets
zijn misgegaan: vastgevroren wissels, reservevloot
niet winterklaar. Wat hindert het. Op een dag,
werd ons beloofd, is iedereen weer thuis. Stap
binnen. Sluit de deur. Kijk niet meer om.

08-01-2010, Ingmar Heytze