Eenzame uitvaart #115, Amsterdam

Eenzame uitvaart nummer 115
N.N., geboortedatum onbekend, gevonden op 17 juni 2010.
Begraafplaats St. Barbara, donderdag 22 juli 2010, 10 uur ‘s morgens.
Dichter van dienst: F. Starik

Als ik terugkeer van een paar dagen afwezigheid, knippert het lampje van het antwoordapparaat driftig. Van Bokhoven. Eerst de melding van de aanstaande eenzame uitvaart, onbekende dode, dan een boodschap met de dag en het tijdstip van de uitvaart.
Ik zal tot maandag moeten wachten op meer informatie. Op goed geluk googel ik wat op onbekende doden. Er werden er de afgelopen tijd een hoop uit het water gehaald. Te veel om te besluiten wie mijn man gaat zijn. Maandagmiddag krijg ik Van Bokhoven te pakken. Het gaat om een lijk, gevonden in het water van de Nieuwe Vaart, 17 juni, 10 uur ‘s morgens. Een meneer van 1 meter 89 lang, 94 kilo zwaar. De zaak werd behandeld door bureau IJ-tunnel, ik krijg het nummer van Karin van Wessel. Meer weet Van Bokhoven niet. Ja, dat de officier van Justitie heeft besloten dat er maar eens begraven moet gaan worden. Nasporingen hebben niets opgeleverd. Doodsoorzaak onbekend. Als ik Van Wessel bel, is zij volgens een rechercheur telefonisch in gesprek, als ik een kwartier later nog eens bel, weet een andere rechercheur dat zij op maandag nooit werkt. Woensdag is zij er weer.

Internet dan: ik heb al spoedig beet. ‘Het lijk werd gevonden in de Nieuwe Vaart door medewerkers van Novum Nieuws voor de deur van het kantoor van het persbureau aan de Hoogte Kadijk. De politie was rond 10.15 uur ter plaatse. Het lichaam dreef tussen een brug en een scheepswerf. Het is nog onduidelijk hoe de man om het leven is gekomen. Zwart kort kalend haar, baard en snor, 1.90 m. normaal tot stevig postuur (95 kg). Hij droeg een blauwe spijkerbroek van het merk Rica Lewis Historic Jeans, voorzien van een bruine riem, een beige poloshirt maat XXL en een wit hemd maat XL.’ Kennelijk is hij postuum nog een kilo aangekomen, alsmede een centimeter gegroeid. Er zijn twee foto’s bij het bericht afgedrukt: een ‘reconstructie’ van zijn gezicht, alsmede de kleren die hij droeg, maar nu gedragen door een andere, veel slankere man, een man zonder hoofd, daar houdt de foto op. Zouden ze daarvoor iemand in dienst hebben? Als ik op ‘vergroten’ klik zie ik dat het om een paspop gaat, die de kleren van de dode draagt.

Donderdagochtend. Minder heet dan de afgelopen dagen. Bijna fris, mager zonnetje.
De lijkwagen is vroeg: als ik om kwart voor tien de begraafplaats oprijd verdwijnt hij juist de afrit weer af. De dragers staan binnen, in de aula, bij de kist, daar tref ik ook de jonge meneer Degenkamp en de uitvaartleider. We schudden handen. De dragers worden wel begroet, maar handen schudden doe je niet: dat doet niemand. Ik vermoed dat dit een kwestie is van rang en stand. De enkele keer dat ze meekomen koffiedrinken, staan ze bij het uitdelen ook achteraan. Het is een keer gebeurd dat de dragers al koffie hadden genomen toen wij bij de koffiekamer aankwamen: men werd streng terechtgewezen door de oude meneer Degenkamp.

Een van de dragers kondigt aan dat ze er dadelijk wel bij willen komen zitten. Dat is fijn, vinden we eenstemmig. De uitvaartleider loopt met me mee naar buiten. Of de dode nog steeds onbekend is. Of er nog iemand wordt verwacht. Ik verwacht Van Bokhoven, Kiewik zou ook meekomen. Daar zien we de witte dienstauto al komen aanrijden, met Van Bokhoven en chef Kiewik erin. We wisselen gegevens uit. Van Bokhoven is nieuwsgierig of ik nog gerechercheerd heb. ‘Alleen wat internet.’ Degenkamp vertelt hoe warm het is geweest. Hoe heet het in de aula was, toen er meer dan honderd mensen zaten. Hij had de deur maar opengelaten, voor tenminste nog een beetje frisse lucht. De uitvaartleider laat de muziek zien die hij heeft meegenomen. Andrea Bocelli. ‘Dat is wel mooi hoor,’ weet hij. Tegen tienen worden de horloges vergeleken, we verschillen allemaal een paar minuten van elkaar. De jonge meneer Degenkamp gaat naar binnen om op de klok van het alarm te kijken. Die staat wel goed. We komen overeen de alarmtijd voor de ware tijd te nemen, wachten nog een paar minuten. Dan gaan we allemaal naar binnen. Kiewik sluit de rij, sluit de deur achter ons.

De dragers lopen met ons mee, helemaal tot vooraan. Zo ver zijn ze nog nooit geweest. Ze blijven altijd achterin zitten. Helemaal achterin, alsof ze er eigenlijk niet bijhoren. Ik schuif op rechts de eerste rij in, twee dragers bezetten de tweede rij. Van Bokhoven en Kieweik op links, eveneens geschaduwd door twee dragers, met de uitvaartleider op de eerste rij. Andrea Bocelli zingt. Iets met herinneren en vrijlaten erin. ‘Dare to live,’ een duet met Laura Pausini. Dan spreek ik mijn gedicht uit. Ik had van te voren al gewaarschuwd dat het een tamelijk lang gedicht geworden was, voor mijn doen. Het is dan ook een heel werk om het voor te lezen. Ik zie de dragers gespannen toekijken. Er wordt nauwelijks gehoest.

ONBEKEND

Ik wacht op uw gegevens. Ik wacht
waar u gevonden bent. Hoe lang geleden al.
Ik wacht hoe oud u wordt geschat, misschien
van hier, van daar, ik wacht u op, u wordt verwacht.

Het maakt verschil. Volop zomer, een goed moment
om in een gracht te vallen, te struikelen in de nacht.
Je op een zolderkamer te verhangen. Alles kan zolang ik
wacht. De ambtenaar van dienst moet mij nog bellen.

Belt. Een lijk, drijvend in het water. Om tien uur ‘s morgens
gezien door medewerkers van een persbureau: 17 juni, dit is
het nieuws. Een lange, stevige man, zwart, kort, kalend haar.
Inderdaad uit De Nieuwe Vaart gevist, een half uur later.

94 kilo schoon aan de haak. U zult een jaar of veertig wezen.
U zal een merkloos beige polo dragen in de maat XXL, Rica Lewis
Historic Jeans, dat is een blauwe spijkerbroek, een keurig bijgehouden
snor en baard. Dat is het wel. Doodsoorzaak: onbekend.

De politie noemt het een reconstructie van uw gezicht en ook
de kleren die u droeg -met iemand anders erin- zijn als foto in
de rubriek vermist op internet gezet. Ze weten dus nog altijd niet
wie het is, die zo nadrukkelijk door niemand wordt gemist.

De officier van justitie heeft gezegd ik wil niet langer wachten.
We moeten maar eens gaan begraven. We kunnen u hier boven zo
niet langer laten, zo op het oog niet nog eens veertig jaren. Vandaag,
donderdag 22 juli, een maand later, het is weer tien uur ‘s morgens

wordt er voor het laatst aan u gedacht, als aan een foto. Vandaag
brengen we u weg. Weg van het water. We wachten geen gegevens meer.
We weten nu waar u gevonden bent, hoe lang geleden al. We weten ook
hoe groot u was, hoe zwaar, hoe oud meneer. We weten niets, zo ongeveer.

© F. Starik, donderdag 22 juni 2010, St. Barbara

Als ik ben uitgesproken, vouw ik mijn papier in vieren en schuif het op de kist, tussen de gele zomerbloemen, laat mijn hand even op de kist rusten, schuif weer in mijn bankje. Andrea zingt Bocelli verder: Romanza. Er valt een lange stilte tussen het tweede en het derde, laatste stuk. ‘Because we believe.’ Een duet met Marco Borsato. Dan is er genoeg gezongen. De dragers klimmen uit hun bankjes. We staan recht. Achter de baar aan gaat het, de milde zomerochtend in. Traag en zwijgend wandelen we naar zijn laatste rustplaats, zien toe hoe de zware kist met de nodige moeite boven de kuil wordt geplaatst, nog altijd zwijgend staan we voor het graf. De kist zakt zacht schommelend één steek diep. ‘Het is toch altijd vreemd, zo’n einde,’ verzucht de uitvaartleider. ‘We kunnen het zo weer goed afsluiten,’ antwoordt Van Bokhoven. ‘Schepje zand,’ merk ik op. De jonge Degenkamp geeft een volle schep aan. En nog een, en nog een, ook de uitvaartleider werpt een hap. We vertrekken naar de koffiekamer. We vinden de kuil allemaal tamelijk diep uitgevallen, voor één steek. De jonge meneer Degenkamp bezweert dat het toch echt het bovenste graf is. ‘We graven tot twee meter twintig,’ verklaart hij. ‘Best diep,’ vindt Kiewik. Je zou dus prima staand kunnen begraven. Ik overweeg of ik het prettiger zou vinden, rechtop te staan, in mijn graf, in plaats van onder of boven iemand anders te moeten liggen. Rust nu maar uit. Plat op je rug. In plaats van rechtop staand, opdat je gemakkelijk hemelwaarts ontspruiten kan. Je zou natuurlijk spoedig in elkaar zakken, zodat er van ontsnappen geen sprake meer kon zijn.

We wandelen terug naar de koffiekamer. De jonge meneer Degenkamp vertelt dat zijn vader gisteren in de schuur van een ladder is gevallen. Ribben gekneusd. Even later voegt hij zich, gekneusd en wel, bij ons gezelschap. Hij feliciteert me met mijn stadsdichterschap. Meneer van Bokhoven vindt dat zoiets goed is voor je roem, hij twijfelt er niet aan dat mensen graag beroemd willen zijn. De uitvaartleider vraagt of ik eigenlijk ergens in geloof. Of er zoiets als een hiernamaals is. ‘Daar heb ik geen idee over,’ antwoord ik. De teksten van Andrea Bocelli laten er geen twijfel over bestaan, dat de dood het einde niet is, maar juist een heel nieuw begin, ik heb daar geen verstand van. ‘Uw gedicht was heel feitelijk,’ verklaart hij zich dan. ‘Het was inderdaad een lang gedicht,’ grinnikt Van Bokhoven. Er wordt om kopietjes gevraagd, de mannen lezen het gedicht nog eens over. ‘Wachten en weten,’ leg ik dan uit. ‘Die omkering zit erin. Wachten. Niet meer wachten, iets te weten komen, nog niets weten.’ De oude Degenkamp vertelt dat er laatst iemand voor St. Barbara had gekozen omdat hij in ‘dat boekje’ had gelezen over Degenkamp en nu die man wel eens in het echt wilde ontmoeten. We lachen. We bespreken de aanstaande serie televisieuitzendingen met eenzame doden erin, maar niemand van ons weet er het fijne van. Thuisgekomen zoek ik het op.

Netwerk-drieluik ‘Eenzame dood’
Met EO-collega Auke Schouwstra maakte Nienke Bakker voor Netwerk een driedelige documentaire, Eenzame dood, over mensen die in eenzaamheid stierven. De uitzendingen staan gepland op dinsdag 10, donderdag 12 en dinsdag 17 augustus.
“We beginnen met een verhaal over een Nederlandse zwerver die afgelopen Kerst in Duitsland is doodgevroren,” vertelt Nienke. “We hebben zijn leven gereconstrueerd en kwamen uiteindelijk in contact met zijn pleegouders, die in Nederland bleken te wonen. Aflevering 2 gaat over een 15-jarige jongen die in maart zelfmoord pleegde omdat hij zo eenzaam was. Hij had schisis (een hazenlip, red.) en was autistisch. In dit portret komt zijn moeder uitgebreid aan het woord, plus enkele vrienden, die hij dus toch wel had. Die jongen werd vaak gepest. Met de slotaflevering zijn we nu volop bezig, dus daar kan ik nog niets over verklappen.” www.netwerk.tv

© voor gedicht en verslag: F. Starik, donderdag 22 juli 2010