Verslag eenzame uitvaart #213

Eenzame uitvaart nummer 213
I.M. H.W. R.
Begraafplaats St. Barbara, woensdag 9 november 2016, 10 uur
Dichter van dienst: Sasja Janssen

Meneer van Bokhoven belt. Of ik mijn mail gelezen heb. Dat heb ik. Om de tien minuten kijkt mijn computer automatisch of er alweer nieuwe berichten zijn. Ik druk op ophalen en daar komt hij binnen, het opdrachtbriefje. Terwijl Van Bokhoven praat, lees ik de gegevens van eenzame dode nummer 213.
Geboren op 28 juni 1947.

De heer R. overleed in het AMC op 26 oktober, op 1 november om 15 uur precies werd zijn overlijden bij Van Bokhoven aangemeld. Hij vertelt, ik schrijf mee: ‘Meneer was gescheiden, 2 dochters, heel lang niet gezien, met een hunner had hij sinds anderhalf jaar wel enig contact, de andere wil er helemaal niets mee te maken hebben, ze hebben hun naam veranderd om niet aan hem herinnerd te worden. Hij heeft heel lang gezworven, een waar pandemonium aan tijdelijke adressen, sinds een jaar een seniorenwoninkje in Zuid-Oost.’ Ik vraag of hij daar geweest is. Ja. Van Bokhoven omschrijft het huis als somber, gevuld met tweedehandse spulletjes, geen contactpersonen gevonden, in het AMC ook geen bezoek gehad.

In het ambtsbericht lees ik verder, onder het kopje Mededelingen: ‘F 3 Noord, huissleutels, persoonlijke spullen gaan naar UZ.’ De aangifte van overlijden leert me dat het een begrafenis zal worden, te voltrekken op St. Barbara. Deze gegevens stuur ik door aan Sasja Janssen, ik heb een overvolle week, geen tijd om verdere naspeuringen te verrichten, ik laat het aan haar over.

Het wordt woensdag, een kil novemberregentje begeleidt met naar de begraafplaats, daar tref ik Sasja. En Mounir, die ons dienstje zal begeleiden. Ik overhandig hem het stickje met de drie muziekstukken die ik voor meneer R. heb uitgezocht. Leonard Cohen, twee stukken van zijn pasverschenen cd You want it darker, en een String Qaurtet van Michael Nyman, die stond er nog op van de vorige keer, sluit mooi aan op de liedjes van Cohen, die zijn eigen dood lijken aan te kondigen, in het persbericht bij de cd werd gemeld dat dit naar alle waarschijnlijkheid zijn laatste plaat zal zijn. We zullen openen met String reprise: Treaty, een grotendeels instrumentaal nummer waarin hij pas in de laatste twintig seconden zingt, of zegt: I wish there was a treaty we could sign. It’s over now, the water and the wine.

Sasja vertelt dat ze naar zijn woning is gefietst, de huismeester heeft gesproken en een Surinaamse buurvrouw, die hem wel eens een pannetje soep kwam brengen, al leek hij dat niet erg op prijs te stellen, hij zocht geen toenadering, was erg op zichzelf. En hij dronk nogal veel. Ze kreeg geen echt contact met hem. De lijkwagen rijdt voor, de kist wordt uitgeladen. Er liggen drie bloemstukken op, een standaard boeket zoals we dat kennen, met een leeg lint eraan, en twee grote, kostbaar ogende stukken, ook met linten, op de een staat ‘Een laatste groet’, op de andere prijken zes namen, die ik in mijn opschrijfboekje noteer, voor het geval deze uitvaart minder eenzaam zal blijken dan voorzien. We verbazen ons gezamenlijk met de inmiddels gearriveerde uitvaartleider over deze onverwachte weelde, we besluiten maar even te wachten of een of meer van de namen van het lint nog zullen komen opdagen, maar er komt niemand. We kletsen ondertussen wat over de nachtelijke verkiezing van Trump, uiten onze afschuw en verbazing, de uitvaartleider vult aan dat het vanochtend bij UZ helemaal een rare ochtend was: een van zijn collega’s bleek ook nog overleden. Hij was al geruime tijd ziek, maar toch. Ik condoleer hem. De bloemstukken blijken op een misverstand te berusten, die zijn helemaal niet voor onze man bedoeld, ze worden wat beschaamd van de kist genomen en worden haastig afgevoerd. Alleen het bescheiden boeket van de Dienst blijft over. We kunnen naar binnen. Muziek. Gedicht.

Dag dode, aan mij heb je niets

Dag dode, aan mij heb je niets
ik ben niet dood en ken niemand die u
kende, wat maar een kleine opgave
was, twee dochters, een verre vrouw.
Eenzaam ben ik wel, maar ook dat
werd niets, liever loop ik onder de olmen
die kloosterlijk sneeuwen in deze tijd
van het jaar.

Tot ik voor uw laatste deur sta
meer afgesloten dan dicht met de kamer
tegenover u wijd open, bijna frivool
waar de buurvrouw met een man
de zondag viert, ze bracht een zonnescherm
soms soep en weet dat witte mensen
vaak in zichzelf wonen, ik moet haar
vinden wanneer ook ik verbleek.

Beneden bij de huismeester schalt
een vogel de tropen, daar zie ik
in uw paspoort behalve aangesneden ogen
een jongensgezicht. Zo wordt het nog wat
tussen u en mij, de meeste iepen
zijn toch al uitgezwaaid met erboven
vallende meeuwen die flikkeren
als stukjes papier tegen een zware lucht.

Leonard Cohen zingt: I’m leaving the table, I’m out of the game. Nyman’s String Quartet doet de rest, we staan op, verlaten de aula, wandelen achter de kist aan de motregen in. Moment van stilte, kist zakt, schepje zand, koffiekamer. De koffiekamer is voorzien van twee gezonde kamerplanten, die stonden er vorige keer nog niet. ‘Nep,’ vertelt Mounir. Het zijn geen echte planten. Ze staan er voor de sier. Ik beken dat bij mijn moeder op haar kamer in het verzorgingshuis ook plastic planten staan, omdat zij telkens vergeet dat je planten af en toe water moet geven. Als ik haar daarop wijs, vindt ze dat die planten best voor zichzelf kunnen zorgen.

© voor gedicht: Sasja Janssen
©voor verslag: F. Starik

*