Vrijdag 20 juni 2025, 14:45 uur
Ename Uitvaartcentrum, Amsterdam
Dichter van dienst: Sasja Janssen
Auteur verslag: Joris van Casteren
Kasteel Waterloo
De buurvrouw van meneer P. heeft een schoonheidssalon aan huis. Hun voordeuren bevinden zich op de tweede verdieping van een keurig appartementencomplex in Amsterdam-Buitenveldert, vlakbij de Zuidas.
De klanten van de schoonheidssalon komen voor beauty facials, fruitzuurpeelingen of ultrasoundbehandelingen. ‘Rustgevende atmosfeer in een aangename ambiance,’ meldt de website.
Op een bankje in het trapportaal wachten klanten hun beurt af. Uit de woning van meneer P. komt een onfrisse geur. De buurvrouw heeft geurstokjes in het portaal geplaatst. Als ze ’s ochtends de salon opent spuit ze parfum in het rond.
Ze wonen er alle twee al ruim dertig jaar. In het begin zag meneer P. er netjes uit. Hij werkte als programmeur in Amersfoort, om vijf uur ’s ochtends stond hij op. Zij hoorde dan water door de leidingen stromen.
Meneer P. was altijd hoffelijk, ook toen hij verslonsde. Als hij de buurvrouw beneden tegenkwam hield hij de centrale voordeur voor haar open. Hij blowde op het balkon, zodat de wietlucht zich niet naar de salon verplaatste.
*
Eind april zag de buurvrouw toen ze ’s ochtends parfum spoot een boodschappentas voor de deur van meneer P. staan. Een sleutelbos stak aan de buitenzijde in het slot.
De eerste klanten kwamen, ze ging aan de slag. Terwijl ze een huidverjongingsbehandeling uitvoerde hoorde ze gehamer en iets dat kletterend op de grond viel.
Later die dag zag ze dat de boodschappentas was verdwenen. De sleutelbos stak nog altijd in het slot. Dat bleef zo, dagenlang. Ze belde vergeefs een paar keer aan en bonsde op de smoezelige deur.
‘Ik had het ontzettend druk die weken,’ zegt ze als ik haar op een woensdag in juni spreek in de smetteloze salon aan huis. Meneer P. deed wel vaker ongewone dingen. ‘Je gaat niet direct van het ergste uit.’
Klanten begonnen telkens over de de sleutelbos. Ze nam contact op met de beheerder. Die zei dat ze niet de bevoegdheid hadden om aan iemands slot te gaan morrelen.
*
Dinsdag 16 april 1963 om half drie in de ochtend raakte bij Reuver, ter hoogte van kasteel Waterloo, thans in gebruik als parenclub, een auto van de snelweg en botste tegen een boom. Twee inzittenden waren op slag dood, een derde raakte zwaargewond.
De auto was van Valkenburg onderweg naar de Duitse plaats Lintfort. De verongelukte bestuurder, een Duitse metselaar, was vermoedelijk in slaap gevallen.
De andere dode had naast hem gezeten, in de bijrijdersstoel. Het was de vader van meneer P., een dertigjarige Nederlander die als kelner in een hotel in Lintfort werkzaam was.
Met de metselaar en de man die zwaargewond zou raken, een Duitser die ook in het hotel werkte, had hij het paasweekeinde doorgebracht bij zijn vijfjarige zoon en zijn vrouw.
Deze vrouw, een 29-jarige Deense, had ook in het hotel in Lintfort gewerkt. Daar waren ze verliefd geworden. Ze trouwden in Weert, waar zijn familie woonde, en verhuisden kort voor de geboorte van de jongen, op 22 september 1957, naar Valkenburg.
*
De grootouders van meneer P. waren gescheiden en hertrouwd. Zijn oma en haar nieuwe partner, die in Enschede woonde, ontfermden zich over de ontredderde Deense en de vijfjarige kleinzoon met zijn blonde krullenbos.
In Arnhem konden ze terecht in de woning van een zus van de aangetrouwde opa. Ze wilde niet terug naar Denemarken, met haar familie was weinig contact.
Vier jaar zat meneer P. in Arnhem op school. Intussen leerde de Deense een nieuwe man kennen, een Nederlandse ondernemer die op het punt stond om naar Canada te emigreren.
Ze besloot met hem mee te gaan. Niet langer zou ze afhankelijk zijn van haar schoonfamilie. In dat nieuwe, verre land kon ze het verdriet misschien achter zich laten.
*
Maandag 12 juni 1967 vertrok de Deense met haar negenjarige zoon en de ondernemer op de SS Maasdam vanuit Rotterdam naar New York. Dwars door de Verenigde Staten reisden ze naar Vancouver, waar de ondernemer een makelaarskantoor opende.
Ze trouwden maar kregen geen kinderen. Uit een eerder huwelijk had de ondernemer een dochter en een zoon, die in Nederland waren achtergebleven. Met opvoeden was hij wel een beetje klaar.
Het klikte niet tussen hem en de zoon van zijn nieuwe vrouw. De ondernemer was weinig empatisch. De jongen voelde zich niet op z’n gemak en gedroeg zich opstandig.
Zo weigerde hij schoenen aan te trekken, op blote voeten liep hij naar school. Voortdurend waren er confrontaties, hij begon met blowen. Op z’n veertiende werd hij uit huis geplaatst.
Het pleeggezin waar hij terecht kwam bezat enkele boomgaarden. In de nazomer plukte hij appels, om een centje bij te verdienen. Op een dag viel hij van de ladder en brak beide polsen.
*
Meneer P. ging informatica studeren, in technische vakken was hij goed. Op het gebied van de liefde kwam weinig tot stand. Vrouwen wekten een combinatie van angst en woede in hem op.
Hij wilde niet in Canada blijven, het land waar hij dankzij de onhebbelijke stiefvader terecht was gekomen. Begin jaren tachtig keerde hij terug naar Nederland. In Enschede trok hij bij zijn oma in.
Meneer P. leek op zijn vader, het voelde voor de oma alsof de doodgereden zoon weer bij haar was. Ze kocht een fiets voor hem en stak hem geregeld wat geld toe.
Hij ging in militaire dienst, net als zijn vader, die destijds naar Indonesië was gestuurd. Vanwege zijn gedegen computerkennis bezocht hij vervolgens de Leger Luchtwaarnemer School (LLWS), op vliegbasis Deelen.
Daar werd hij klaargestoomd tot waarnemer, iemand die vanuit de cockpit met geavanceerde apparatuur tactische informatie doorspeelt. Een carrière lag in het verschiet, maar de militaire discipline zinde hem absoluut niet. Meneer P. zwaaide af en ging in de brouwerij van Grolsch aan de slag.
Aan zijn leven ontbrak iets. Behalve bij zijn oma kwam hij soms bij zijn enige oom over de vloer. Ook sprak hij wel eens af met diens dochter, zijn nicht, die ik in juni traceerde en sprak.
Afgezien van dit plukje familie had meneer P. eigenlijk niemand. In 1986 vertrok hij plotseling naar Denemarken. In Kopenhagen wilde hij op zoek gaan naar een broer van zijn moeder.
Het is onbekend of hij deze oom heeft gevonden. In Enschede hadden ze geen idee waar hij uithing, maanden verstreken. Het jaar daarop werd de oma ziek. Ze wilde haar kleinzoon nog eenmaal zien.
De oom probeerde z’n neef op te sporen. Hij schakelde Interpol in en vernam ten slotte dat meneer P. in Noorwegen in de gevangenis zat. Hij was gesnapt met een hoeveelheid softdrugs.
De oom en de nicht dachten dat meneer P. na het uitzitten van zijn straf wel weer zou opduiken in Enschede. Dat gebeurde niet, vermoedelijk schaamde hij zich voor z’n tijd in de bajes.
In 1992 stierf de moeder van meneer P. in Vancouver, de nicht weet niet of hij nog bij haar op bezoek is geweest. Toen internet opkwam zocht ze digitaal nog wel eens naar hem. Omdat hij online volstrekt onvindbaar was, ging ze ervan uit dat hij was overleden.
*
In 1994 betrok meneer P. de woning in Buitenveldert. Bij het softwarebedrijf in Amersfoort werkte hij met cobol, een programmeertaal die in de jaren zestig was ontwikkeld.
Hij was een onzichtbare forens. Zijn krullen, inmiddels donkerrood van kleur, waren kortgeknipt. Volgens een oud-collega was hij mensenschuw, een volle spitstrein was een marteling.
De buurvrouw zag nooit iemand bij hem naar binnen gaan, afgezien van wat loodgieters want er waren geregeld lekkages in het appartementencomplex. De loodgieters zagen een woning die vol stond met apparaten. Computers, stereo’s en monitoren maar bij voorbeeld ook een hogedrukreiniger die nooit was gebruikt.
Er waren nieuwe apparaten bij maar ook erg oude, zoals een betamax-videorecorder die het nog leek te doen. Soms zaten ze nog in de oorspronkelijke verpakking, dozen werden zorgvuldig bewaard.
In 2006 verloor meneer P. zijn baan. De programmeertaal cobol was volstrekt achterhaald, en cobol was het enige dat meneer P. kende. Hij kwam in de ww, vervolgens in de bijstand.
Hij stond niet meer zo vroeg op, de buurvrouw hoorde het water rond zeven uur door de buizen stromen. Om acht uur liep hij naar de supermarkt aan het Gelderlandplein. Hij hield van thee en zandkoekjes met frambozengelei.
*
Het verslonzen begon, nog maar zelden hoorde de buurvrouw zijn kranen. Zijn inmiddels grijze krullenbos explodeerde, er kwam een baard bij die zijn gezicht overwoekerde.
Toen er weer lekkage was moest de buurvrouw lang kloppen voor hij opendeed. De deur ging op een kier, meneer P. droeg alleen een onderbroek.
De buurvrouw vroeg om zijn telefoonnummer, dan hoefde ze niet telkens aan te kloppen. Ik heb geen telefoon, zei meneer P. toen. Ik heb ook geen auto en ook geen vrouw, voegde hij er nog aan toe.
Soms zag ze hem op de tram stappen. Ze vermoedt dat hij naar een coffeeshop ging in Amsterdam-Zuid. Hij had een koptelefoon op, zodat niemand tegen hem zou praten.
Op een keer had ze problemen met haar computer. Ze zag meneer P. in het portaal en begon erover. Ik kan wel even kijken, zei hij toen. Het was aardig bedoeld maar hij zag er zo ongewassen uit dat ze hem niet in haar reine salon wilde hebben.
*
In december was er iets met het riool. Bij meneer P. verhielpen loodgieters een verstopping. Een enorme stank, erger dan gewoonlijk, walmde door het appartementencomplex.
De klanten klaagden, de buurvrouw sproeide extra parfum. Aan de deur van meneer P. kleefde drek, die hij er op haar aandringen met een oude handdoek vanaf probeerde te vegen.
Eind april, de sleutelbos stak in het slot en de beheerder deed niets. De buurvrouw sliep slecht. Ze droomde over meneer P. ‘Ik zag voor me dat hij ergens in een greppel lag.’
*
Donderdagmiddag 15 mei verscheen de liftmonteur voor de jaarlijkse onderhoudsbeurt. Hij had meneer P. wel eens gesproken. Over het leger, want de liftmonteur had ook gediend.
Hij zag de sleutels en wilde actie ondernemen. De buurvrouw hoorde hem en begon over huisvredebreuk. De liftmonteur belde de politie, de buurvrouw dacht dat ze toch niet zouden komen.
De centralist zei dat ze een eenheid zouden sturen, het kon wel even duren. De buurvrouw ging naar fysiotherapie. ‘Die afspraak kon ik niet zomaar verzetten.’
Op de parkeerplaats wachtte de liftmonteur in zijn busje. Hij zou de buurvrouw meteen bellen als de politie er was. De fysiotherapie was net voorbij toen ze arriveerden, de buurvrouw holde naar huis.
*
Een agent draaide de sleutel om, de deur ging open. Met een collega verdween hij in de woning. Ze kwamen naar buiten en gingen op het bankje zitten, tot ontsteltenis van de buurvrouw, die een ontsmettend doekje wilde halen.
De agenten hadden niemand aangetroffen, maar ze bleven bederf ruiken, dus ging een van hen nog eens terug. Deze agent vond meneer P. alsnog. Hij lag in de slaapkamer onder een lege doos, naast zijn Hästensmatras, in verregaande staat van ontbinding.
Er kwam recherche bij, tot laat in de avond waren ze bezig. In de keuken stond de boodschappentas die de buurvrouw voor de deur had zien staan. Het leek erop dat meneer P. zijn deur in eerste instantie niet open kon krijgen. Hij haalde gereedschap uit zijn berging, of misschien was er zelfs een slotenmaker bijgekomen, wist alsnog binnen te komen maar vergat de sleutels uit het slot te halen.
Volgens de schouwarts en de rechercheurs ging het om een natuurlijk overlijden, vermoedelijk werd meneer P. die nacht onwel. Hij rolde van zijn matras, een stapel dozen viel om.
*
Vrijdagmiddag 20 juni vindt een bescheiden plechtigheid plaats bij Ename Uitvaartzorg, aan de Fred Roeskeweg in Amsterdam-Zuid. We draaien muziek van Talking Heads, Moody Blues en Heart. Van die bands werden talloze cd’s en cassettebandjes aangetroffen in de woning.
De buurvrouw en de liftmonteur zijn gekomen. De inmiddels zeer oude oom en de nicht uit Enschede hebben verstek laten gaan. Jaren geleden namen ze immers al afscheid van de opmerkelijke neef en zijn droevige leven.
Joris van Casteren