Eenzame uitvaart #281, verslag

Maandag 27 februari 2023, 10.00 uur
begraafplaats St. Barbara, Amsterdam
Dichter van dienst: Nisrine Mbarki
Auteur verslag: Joris van Casteren

Kroniek van de eenvoud

Meneer N. hield van sport maar deed er zelf niet aan. In zijn woning in een torenflat in Amsterdam-Zuidoost staat weliswaar een hometrainer maar die deed in de eerste plaats als kapstok dienst.

Hij las Voetbal International, op de koelkast was een Tour de France-poster bevestigd. In de Veronica-gids, waar hij jarenlang op geabonneerd is geweest, streepte hij sportwedstrijden aan die hij bekeek op een ouderwets televisietoestel.

Zijn gewicht was problematisch, dat zag hij zelf vermoedelijk ook wel in. Ooit schijnt hij kok te zijn geweest, onduidelijk is waar. Dat moet lang geleden zijn want hij stond als uitkeringsgerechtigde bekend in de systemen, zijn aow was onlangs ingegaan.

Uit documenten die Team Uitvaarten van de gemeente Amsterdam in de woning aantrof is gebleken dat hij onder financieel bewind stond en soms, bijvoorbeeld als zijn kleren versleten waren, een beroep moest doen op bijzondere bijstand.

*

Op vrijdagmiddag 24 februari ga ik naar de torenflat, Kralenbeek genaamd. Meneer N. woonde op de elfde verdieping, vanuit de woonkamer kon hij het Ajax-stadion zien en het Academisch Medisch Ziekenhuis waar hij op 13 februari op 65-jarige leeftijd is overleden. Vermoedelijk werd hij thuis onwel en belde hij zelf om een ambulance.

In zijn brievenbus bij de centrale voordeur hoopt de post zich op. Ik zie onder meer een stembiljet voor de komende verkiezingen en een van de met regelmaat door de apotheek verzonden pakketten met medicijnen, waaronder insuline die hij zelf injecteerde. Naar verluidt kende zijn huisarts hem niet, wat gelet op zijn fysieke conditie opmerkelijk mag heten. Bij maatschappelijk werk of andere hulpverlenende instanties is hij evenmin bekend.

Torenflat Kralenbeek heeft geen goede reputatie. Omdat iedereen zomaar in en uit kan lopen schijnen er geregeld verslaafden rond te scharrelen. Deze vrijdagmiddag zijn de verslaafden nergens te bekennen, zomin als de flatcoaches die na klachten van bewoners zouden zijn aangesteld.

*

Meneer N. werd op 6 maart 1957 thuis in de Amsterdamse Egelantierstraat geboren, broers en zussen waren er niet en zouden ook niet komen. Tot aan haar huwelijk werkte zijn moeder in een fabriek.

In de hongerwinter werd zijn vader, ijzerwerker van beroep, door de Duitsers samen met opa – gepensioneerd metselaar – en een glazenwassende broer in de buurt van Sloterdijk opgebracht voor houtdiefstal; een sympathieke daad van verzet waarmee de kou in de woningen echter niet werd verdreven.

Zoals veel Jordanezen vertrok het kleine gezin in de jaren zeventig van de tochtige verdieping op eenhoog achter naar de Bijlmermeer, waar omgeven door groen een modern stadsdeel was verrezen. Ze konden in de fonkelnieuwe torenflat terecht, helemaal bovenin op de achttiende verdieping.

*

Als ik op de verdieping van meneer meneer N. uit de lift stap kom ik een 89-jarige heer tegen die met zijn dochter boodschappen is wezen doen. Hij woont al vijfenveertig jaar in de flat, ze snappen meteen over wie het gaat. Dat meneer N. dood is wisten ze niet, het bericht grijpt hen aan.

De vader van meneer N. overleed in 1982, de flat begon toen al enigszins te verloederen. De 89-jarige vertelt – en  zijn dochter weet dat ook nog goed – dat meneer N. helemaal geen opstandige puber was maar een voorbeeldige zoon die bij zijn moeder in huis bleef wonen en haar met raad en daad terzijde stond.

Dat kon ook omdat hij geen levenspartner vond, zelfs een kortstondige relatie schijnt hij nooit te hebben gehad. Het was een ontzettend lieve, goedmoedige man die zijn voorkomen helaas niet mee had, aldus de dochter.

Meneer N. en zijn moeder leefden teruggetrokken, de buren hebben hen nooit in gezelschap van anderen gezien. In 1988 ging de moeder dood, niet lang nadat in de torenflat een roofmoord had plaatsgevonden waarbij de schedel van een invalide man was ingeslagen en de daders er met zijn auto en een deel van de inboedel vandoor waren gegaan.

In zijn eentje kon meneer N. de huur van het ruimere appartement op de achttiende verdieping niet meer betalen, hij verhuisde naar de elfde, waar de woningen compacter zijn.

Een deel van het meubilair nam hij mee: de ouderwetse canapee van groen velours met bijpassende fauteuills waar zijn ouders in hadden gezeten en de rieten stoelen met de eettafel waar ze als gezin de maaltijd aan gebruikten. Hun echtelijke sponde behield hij eveneens, dat lag met zijn grote lijf veel comfortabeler dan in zijn krappe jongensbed.

Aan de bruin behangen muur verrees een eenvoudige stellingkast waarin enkele omvangrijke naslagwerken, zoals Kroniek van de Mensheid, Kroniek van de Twintigste Eeuw en Kroniek van Nederland, konden worden opgeborgen.

In de stellingkast was ook ruimte voor een bescheiden cd-collectie waarin onder meer werk van Julio Iglesias, De Kermisklanten en Lee Towers een plaats hebben gevonden. Videobanden stonden er ook netjes in, met een prominente plek voor z’n Star Wars-trilogie.

*

Meneer N. hield de boel netjes aan de kant, hij vouwde zijn kleren keurig op, alles ging op een daartoe bestemde plek in de kast, niets werd zomaar op een hoop gesmeten. De keuken was verouderd maar schoon, de friteuse nam hij regelmatig af.

In opvouwbare kratten van kunststof bewaarde hij zijn oude speelgoed. De 89-jarige en zijn dochter vertellen dat hij af en toe een radiografisch bestuurbare auto rondjes liet rijden over de galerij. Hij maakte een schuchtere indruk maar groette altijd beleefd.

Soms zagen ze hem in de supermarkt, vijf minuten lopen van de flat. Hij ging vroeg in de ochtend, om zo min mogelijk mensen tegen te komen. Het boodschappen doen duurde lang, de dochter vertelt dat hij verschillende briefjes bij zich had waar op stond hoeveel hij kon besteden en aan welk product precies.

Omdat hij aan zijn eigen lijf al genoeg te sjouwen had vervoerde hij de boodschappen op een ouderwetse bolderkar die beneden nog ergens in de berging moet staan. Op het bankje halverwege supermarkt en flat rustte hij minutenlang uit, het zweet droop van z’n voorhoofd.

Nooit zagen ze hem op de metro stappen, ze denken niet dat hij ooit in een vliegtuig heeft gezeten. De rit per ambulance naar het ziekenhuis was een wereldreis.

*

Het is onduidelijk waar meneer N. precies aan overleden is. Een buurvrouw naast hem, een Ghanese die hem in de twaalf jaar dat ze er woont een keer of drie heeft gesproken, meent dat hij corona gehad zou hebben en daar nooit helemaal van herstelde.

Het ziekenhuis bracht Team Uitvaarten van het overlijden op de hoogte. Die konden geen familieleden vinden, zodat het leven van meneer N. slechts adminstratief afgehandeld hoefde te worden.

Uit de digitale indexen van het Amsterdamse stadsarchief blijkt dat de vader van meneer N. zes broers en zussen had, sommigen kregen kinderen. Deze neven en nichten, die misschien niet eens weet hebben gehad van hun eenzaam overleden oom, worden niet aangeschreven door de gemeente omdat slechts wordt gezocht naar familieleden in de tweede graad: ouders, kinderen, broers en zussen van de dode.

*

Op begraafplaats Sint Barbara arriveert op maandag 27 februari rond kwart voor tien ’s ochtends een zware kist. Omdat ik niet weet of meneer N. de muziek van Julio Iglesias, De Kermisklanten of Lee Towers op z’n uitvaart zou hebben gewenst laat ik een nocturne van Chopin voor hem spelen.

Na de nocturne klinkt voor hem een interpretatie van cellist Yo Yo Ma en zangeres Alison Krauss van het negentiende eeuwse quakerlied ‘Simple Gifts’, waarin de lof van het eenvoudige leven wordt bezongen. ‘’Tis the gift to be simple, ‘tis the gift to be free.’ Expert in eenvoud, dat was meneer N. zeker.

Joris van Casteren.