Eenzame uitvaart #263, verslag

Vrijdag 30 april 2021, 12.30  uur
begraafplaats St. Barbara, Amsterdam
Dichter van dienst: Joris van Casteren
Auteur verslag: Joris van Casteren

 

Afgebrand kerkhof

Achter de flat in Buitenveldert staat een kleine rode auto met een lekke voorband, op de achterbank een paraplu. Drie maanden geleden is mevrouw E. voor het laatst in haar wagentje gestapt.

Ze reed zoals wel vaker naar de Jumbo aan de Buitenveldertselaan, een afstand van niks, vanaf haar flat aan de Dikninge is het nog geen tien minuten lopen. Maar mevrouw E. toonde zich uit schaamte voor haar graatmagere gestalte en de deerniswekkende staat van haar gebit het liefst aan niemand meer.

Gehuld in de zeer ruimvallende zwarte wollen winterjas, die ze ook ‘s zomers droeg, dichtgeknoopt tot onder haar kin, is ze de Jumbo binnengegaan. Een zwarte pet ver over de oren, om het holle gelaat en het zelfgeknipte kapsel – op het laatst niet meer dan een grijs bosje stro – aan het zicht te onttrekken.

Ze schafte aan wat ze meestal aanschafte: een voorraadje Duvel-bier, flessen wijn en pakjes sigaretten. Benevens verschillende soepen, blikken witte bonen in tomatensaus; ander voedsel kreeg ze niet fijn met haar tandeloze kaken. Ze betaalde met de pinpas van één van haar zeer goed gevulde bankrekeningen.

Op de terugweg raakte ze met de voorband een stoeprand, het autootje hing scheef toen ze uitstapte en met de tas ijlings de weinig gebruikte brandtrap naar de galerij op de derde verdieping nam.

*

Mevrouw E. is op 12 mei 1945 in Amsterdam geboren, thuis in de Biesboschstraat, een week na de bevrijding, als tweede en laatste kind van het gezin: haar zus was een jaar ouder.

Haar vader, aanvankelijk werkzaam als kantoorbediende, was bezeten van gemotoriseerde voertuigen en de racerij. Vanaf de jaren zestig publiceerde hij een reeks boeken met titels als Roemruchte wedstrijden uit de beginperioden van de automobiel en Auto’s en coureurs in hun strijd om het wereldsnelheidsrecord.

De geïllustreerde werkjes vlogen over de toonbank, hij verdiende er goed aan. Van de Biesboschstraat verhuisde het gezin naar een ruimere woning met tuin aan de Albrecht Dürerstraat in Amsterdam Zuid. Tot ze rechten ging studeren woonde mevrouw E. op dat adres.

Haar zus trouwde in 1969, zonder ooit kinderen te krijgen. Mevrouw E., die ook kinderloos zou blijven, is volgens een akte in het stadsarchief in 1975 gehuwd. Met wie wordt niet vermeld. De verbintenis hield nog geen twee jaar stand: in de condoleance van haar in 1977 overleden grootmoeder wordt ze, anders dan haar zuster, zonder partner en weer met haar meisjesnaam vermeld, wat op een scheiding wijst.

*

Na haar afstuderen ging mevrouw E. als jurist bij Delta Lloyd aan de slag, ze huurde een kamer aan de Prinsengracht. In 1977 betrok de verzekeraar een pas opgeleverd kantoorgebouw naast het Amstelstation. Tegenwoordig heet het Tooropgebouw, destijds had het geen naam.

In deze betonnen doos is mevrouw E. vijfendertig jaar lang, tot ze in 2010 met de VUT ging, op verschillende afdelingen met verzekerings- en pensioenkwesties in de weer geweest. Vijfendertig jaar lang zat ze doordeweeks van negen tot vijf achter een van de spiegelende ramen.

*

In 2000 kocht mevrouw E. het appartement in de flat aan de Dikninge te Buitenveldert. Tijdens de verhuizing maakte ze kennis met buurvrouw Kegel, aan het einde van de galerij. Ze wilde koffie zetten voor de verhuizers maar had nog niets in huis.

Buurvrouw Kegel ging het voor haar maken, intussen vertelde mevrouw E. over Delta Lloyd en dat ze naar Buitenveldert was verhuisd omdat het in de omgeving van haar vorige woning, in de Roelof Hartstraat, steeds rumoeriger werd.

Op buurvrouw Kegel kwam ze schrander over, goed verzorgd, stijlvol gekleed, blakend van gezondheid. ‘s Ochtends zag ze haar op een vast tijdstip naar het werk vertrekken. Bij mooi weer op de fiets, als het regende met de auto.

Regelmatig kwam haar zus met haar man op bezoek. De zus was ook een vriendelijke, verzorgde dame. De zwager verspreidde een zwaar parfum, de bewoners roken het in het trappenhuis als hij op bezoek was.

Op een keer klopte de voorzitter van de VvE bij haar aan, ze moest niet schrikken van de geluiden boven haar hoofd, er waren dakdekkers bezig. Ze vroeg of de dakdekkers brandblussers bij zich hadden, wat niet het geval bleek. ‘Dan zijn we als VvE niet verzekerd,’ zei ze. De voorzitter stuurde de mannen direct naar beneden.

Uit het asiel haalde ze twee jonge katten. Eerst mochten ze op de galerij, toen ze de woning direct naast haar binnenglipten, waar buurvrouw Tholen woont, bleven de dieren binnen. Met buurvrouw Tholen, die een baan had in de Rembrandttoren, naast het Delta Lloyd-gebouw, maakte ze regelmatig een praatje. Over de route die ze namen naar het werk.

Ze was handig op de computer, met internet vertrouwd. Op een forum voor modelauto-liefhebbers plaatste ze in 2004 een oproep: of iemand wist waar ze haar miniatuur-Buick kon laten repareren.

Dit erfstuk van haar vader, hij overleed in 1994, was gevallen, schreef ze, omgestoten door een van de katten. Daardoor waren ‘bumper, grille en het richtingaanwijzersysteem’ losgeraakt.

In 2008 werd voor de flat een crimineel geliquideerd. Mevrouw E. stond het politieonderzoek vanaf de galerij belangstellend te bekijken en vertelde aan buurvrouw Flint, die zich bij haar voegde, wat zich beneden had afgespeeld.

*

Ze leek zo gewoon, ze veranderde. In 2002 is haar zus overleden, het jaar daarop stierf haar moeder. De zwager met het zware parfum bleef haar maandelijks bezoeken, tot hij ziek werd en de geest gaf.

Eenmaal gestopt met werken zei ze tegen buurvrouw Tholen dat ze een vrijwilligersbaantje overwoog. ‘Maar,’ vervolgde ze, ‘wie zit er nu op mij te wachten?’ Heel veel mensen, dacht buurvrouw Tholen. ‘Ik ben niet goed met mensen,’ sprak ze toen.

Aan het jaarlijkse etentje dat de VvE-voorzitter voor de bewoners van de galerij organiseert deed ze niet mee, als er vergaderingen waren kon ze telkens niet. Ze zat maar in haar huis, niemand zag haar ooit iets ondernemen, bezoek kwam er na de zwager nooit meer.

Buurvrouw Tholen vond haar schuw, op straat deed ze net alsof ze haar buren niet kende. ‘Ik ben meer op mezelf,’ zei ze toen buurvrouw Tholen haar op een keer op de koffie vroeg.

Een volgende keer was ze spraakzaam. Op de galerij begon ze tegen buurvrouw Tholen over de woningen in de flat. Van buiten precies hetzelfde, van binnen totaal verschillend. Het uitzicht was overal net iets anders. ‘Wilt u het bij mij even zien?’ Een net appartement, parketvloer, antiek meubilair: pendules en ouderwetse klokken.

‘Dat ze me had binnengelaten voelde als een overwinning,’ zegt buurvrouw Tholen als ik haar op donderdagmiddag 29 april op de vereiste anderhalve meter afstand in haar woning spreek.

Buurvrouw Tholen keek in de boekenkast, mevrouw E. was duidelijk gefascineerd door de Eerste Wereldoorlog, allerlei standaardwerken had ze staan. Ze begon over Verdun, buurvrouw Tholen schrok van haar gebit.

*

Haar verval voltrok zich sluipenderwijs. De twee katten gingen dood, ze haalde een nieuwe uit het asiel. Buurvrouw Tholen bleef praatjes aanknopen, voelde zich machteloos als ze zag dat er weer een tand uit haar mond was verdwenen.

Waarom ging ze niet naar de tandarts? Buurvrouw Tholen durfde het niet te vragen. Geldgebrek kon het niet zijn, al wist ze niet dat mevrouw E., die ruim een miljoen nalaat, zo vermogend was.

De brievenbussen van hun galerij bevinden zich in het trappenhuis, buurvrouw Flint zag op een dag dat de post van mevrouw E. naar buiten puilde. Samen met buurvrouw Tholen klopte ze net zolang aan tot mevrouw E. de deur op een kiertje deed. Ze vond het aardig dat ze aan haar dachten maar gaf te kennen dat post haar niet zoveel meer interesseerde.

Een zeer hete zomerdag, de bewoners hadden ramen en deuren open staan. Plotseling geluid van geschut en explosies. Bewoners op het balkon, buurvrouw Tholen wist waar het vandaan kwam: uit de woning van mevrouw E., ze zat op hoog volume een WOI-documentaire te kijken.

*

Nadat ze de band van haar auto had lekgereden bestelde mevrouw E. boodschappen bij Attent, een buurtwinkel waar ze aan bezorging doen. De bezorger van Attent kwam de VvE-voorzitter tegen op straat, hij maakte zich ernstig zorgen over haar conditie.

De VvE-voorzitter was een paar keer aan de deur geweest, ze deed niet open. Er was een betalingsachterstand ontstaan, mevrouw E. had de servicebijdragen al een hele poos niet voldaan.

Een deurwaarder werd ingeschakeld, die kreeg haar ten slotte aan de telefoon. Ze legde uit dat haar virusscanner niet meer werkte, ze durfde niet meer te internetbankieren.

Anderhalve maand geleden sprak buurvrouw Tholen haar voor het laatst, er zat nog één tand in haar mond. ‘Ik denk dat ze hooguit veertig kilo woog,’ aldus buurvrouw Tholen. ‘Ze was vel over been, het is niet respectvol maar haar huid leek van perkament, het was een wandelend lijk.’

Ze vroeg of ze iets voor haar kon betekenen, als het nodig was kon ze de huisarts bellen. Dat wilde mevrouw E. in geen geval, ze zei niet wie haar huisarts was, ze had er geen contact mee.

Vanaf dat moment lette buurvrouw Tholen extra goed op. ’s Avonds keek ze vanaf haar balkon of het licht aan was, ’s ochtends of het uit was. Het stelde haar gerust als ze de gordijnen van de slaapkamer open of dicht hoorde gaan.

Op het keukenraam aan de voorzijde is plakplastic aangebracht, een kleine reep aan de onderzijde blijft onbedekt. Buurvrouw Tholen gluurde elke dag wel even door die reep naar binnen. ‘Er was geen enkele activiteit op het aanrecht te bespeuren.’ Een bord met bonen bleef dagenlang onaangeroerd. Het staat er, overdekt met schimmel, nog steeds.

*

Op vrijdag 9 april vertrok buurvrouw Tholen naar haar ouders. ‘Want ik doe bij hun intern de mantelzorg.’ Dinsdag 13 april keerde ze terug. ’s Avonds ging het licht bij haar buurvrouw niet aan, het gordijn zweeg.

Misschien was ze vroeg naar bed gegaan, dat kon natuurlijk. De volgende avond opnieuw geen enkel teken. Donderdagochtend 15 april klopte ze bij de VvE-voorzitter aan, die liet de deurwaarder bellen: geen gehoor.

De politie kwam, mevrouw E. lag naast het bed in haar slaapkamer op de grond. De nieuwe kat had van haar gegeten, rode pootafdrukken op het parket.

Identificeren was onmogelijk, de paspoortfoto waar de rechercheurs over beschikten was twintig jaar oud, die leek absoluut niet meer. DNA bood evenmin soelaas, omdat er geen familie in leven is, ze niet voorkomt in politiesystemen.

De rechercheurs vroegen buurvrouw Tholen of ze wist wie de tandarts van mevrouw E. was. Buurvrouw Tholen zei dat mevrouw E. nooit naar de tandarts ging, waarschijnlijk had ze er helemaal geen. Ze vertelde over het gebit van mevrouw E., dat er telkens een tand uitviel, dat er op het laatst nog maar eentje over was.

In Vestdijks Ivoren wachters (1951) wordt de odontologische situatie van de okkernoten verorberende hoofdpersoon Philip Corvage vergeleken met een afgebrand kerkhof. Waar op het afgebrande kerkhof had die ene, laatste tand zich bevonden, wilden de rechercheurs weten. ‘Linksvoor,’ zei buurvrouw Tholen.

Dat klopte. Zo kon, nadat buurvrouw Tholen nog een hele vragenlijst had moeten invullen, juridisch komen vast te staan dat mevrouw E. inderdaad mevrouw E. was.

De kat is meegenomen door de dierenambulance. Ik verneem dat het dier naar een asiel is overgebracht. Welk asiel? Dat maakt men liever niet bekend, anders komt het dier nooit vandaan. Want wie wil een kat, zeggen ze bij de dierenambulance, die van een mens heeft gegeten?

*

Mevrouw E. heeft geen wilsbeschikking opgesteld, het miljoen gaat naar haar erfgenamen, mochten die er zijn. De executeur testamentair zal moeten zoeken naar eventuele kinderen en kleinkinderen van eventuele broers en zussen van de ouders van mevrouw E. Als die niet bestaan of niet traceerbaar zijn vervalt alles na twintig jaar aan de staat.

Op begraafplaats Sint Barbara laat ik op vrijdag 30 april werk van Claude Debussy voor mevrouw E. spelen. Debussy stierf aan het einde van de Eerste Wereldoorlog in Parijs, vanwege Duitse beschietingen werd hij min of meer in stilte begraven.

Ik heb gevraagd of buurvrouw Tholen en buurvrouw Kelder wilden komen, dat hebben ze gedaan, de 90-jarige buurvrouw Flint komt niet, ze is onvoldoende goed ter been. De VvE-voorzitter kondigt aan dat tijdens de eerstvolgende vergadering ‘op enigerlei wijze’ bij het tragische heengaan van mevrouw E. zal worden stil gestaan.

Delta Lloyd blijkt is opgeslokt door Nationale Nederlanden. Na lang doorverbinden krijg ik een medewerkster aan de lijn die mijn vraag begrijpt, na een poosje zoeken heeft ze het personeelsdossier van mevrouw E.  gevonden.

De medewerkster informeert bij mensen die op de afdeling van mevrouw E. hebben gewerkt, berichten worden rondgestuurd naar oud-werknemers. Nee, de naam zegt niemand iets.

Joris van Casteren.