Donderdag 13 november 2025, 10:00 uur
begraafplaats St. Barbara, Amsterdam
Dichter van dienst: Erik Lindner
Auteur verslag: Joris van Casteren
Doctorandus in de scheikunde
Om half zes ben ik in Landsmeer, een kleine gemeente ten noorden van Amsterdam. Het is donderdag 6 november. De woning van mevrouw S. bevindt zich in zo’n bloemkoolhofje uit de jaren zeventig. Brave rijtjeshuizen, nette tuintjes.
Hier woont de hardwerkende middenklasse, bij de laatste verkiezingen was Wilders weer favoriet. De dag loopt ten einde, op de ringweg hebben ze, net als ik, in de file gestaan. Ongeduldig komt men thuis, keukenramen beslaan.
De maatschappelijk werker belt, hij is wat later. Dat geeft niet, zegt hij, want ‘de Polen’ zijn er ook nog niet: ‘Hun klus is uitgelopen.’ Zonder de Polen, die clandestien in de woning van mevrouw S. verblijven, kunnen we niet naar binnen.
*
Mevrouw S. is op 26 oktober overleden, in het BovenIJ Ziekenhuis in Amsterdam-Noord. Een tengere vrouw met donkere krullen, 58 jaar oud. Ze groeide op in Berlijn. Daar woont haar moeder nog, en een halfzus.
Met hulp van de Duitse ambassade is de moeder opgespoord. Ze wenst niet bij de uitvaart te worden betrokken. Haar dochter raakte op jonge leeftijd verslaafd en vertrok naar Amsterdam, sindsdien zou er geen contact zijn geweest.
De halfzus wil de uitvaart evenmin regelen. Dan moet de gemeente het doen, zo staat het in de wet. Niet Landsmeer maar Amsterdam, want daar bevindt zich het ziekenhuis waar mevrouw S. overleed.
Team Uitvaarten gaat niet naar de woning, mevrouw S. had een bewindvoerder. Die heeft laten weten dat er alleen maar schulden zijn, de kosten van haar begrafenis kunnen niet worden verhaald.
*
Ik neem alvast een kijkje bij de woning, die er, halverweg het hofje, erbarmelijk bij ligt. In de tuin liggen spullen die ooit binnen stonden: een doorgezakte stoel, een oude magnetron, een dode kerstboom met slingers.
Het licht is aan, dat is wel gek. Gescheurde vitrage voor het raam. Een rommelige keuken met een ouderwets fornuis, een leeg kruidenrek aan de muur. Ineens staat er iemand, een witte man met dreadlocks tot op z’n billen.
Zou er een derde onderhuurder zijn? De gestalte neemt een slok uit een fles. Ik loop snel door, de overburen spieden, hun luxaflex beweegt. Het is ook gek, tenzij met hond staat niemand hier zomaar stil.
Ik ga weer in de auto zitten. Daar is de maatschappelijk werker, hij parkeert achter me, stapt uit en neemt plaats op de bijrijdersstoel. Hij is lang, z’n asblonde haar schampt het dak.
*
De maatschappelijk werker vertelt, en dat hoorde ik al van Team Uitvaarten, dat mevrouw S. samenwoonde met een Nederlandse man, die eerder kwam te overlijden.
Mevrouw S. en de Nederlandse man hadden financiële problemen. Ze besloten een huurder te nemen, een Pool, bouwvakker van beroep. Hij was niet erg stipt van betalen. Bovendien dronk hij veel, net als mevrouw S. en haar Nederlandse partner.
Ze namen er een huurder bij, een Poolse vriend van de bouwvakker, huisschilder van beroep. Maar ook deze kostganger betaalde onregelmatig. Ruzies ontstonden, politie kwam.
De Nederlandse man zou haar uit het drugswereldje hebben willen halen. Dat lukte niet goed, omdat hij zelf gebruikte. Toch waren er ook goede tijden, ze werkte zelfs een tijdje, als postbode.
Op kerstavond 2023 overleed de Nederlandse man, hij lag in een vreemde positie op het toilet. Niet lang daarna kreeg mevrouw S. een hersenbloeding, waar ze moeizaam van herstelde. Ook had ze een beenwond die maar niet genas.
Zonder de uitkering van de Nederlandse man, die volgens mevrouw S. doctorandus in de scheikunde was en ooit goede banen zou hebben gehad, hoopten de schulden zich op.
Ze ging tekeer tegen de lamlendige Polen, die af en toe wel kookten en soms zelfs haar haar knipte. Er kwamen steeds meer klachten uit de buurt, de gemeente Landsmeer schakelde hulpverlening in.
De maatschappelijk werker zegt dat mevrouw S. zich vroeger prostitueerde. Om haar drugs, heroïne, te kunnen betalen. Met de prostitutie was ze volgens hem gestopt, vanwege haar lichamelijke conditie, maar hij weet dat niet helemaal zeker.
*
Meestal sliep mevrouw S. als de maatschappelijk werker langskwam. Haar bed stond in de huiskamer, de Polen lagen boven. De vijf verwilderde katten, die nu ook nog in de woning schijnen te zijn, kropen tegen haar aan.
De bel was kapot, de maatschappelijk werker rammelde met de brievenbus. Geeuwend deed mevrouw S. open. Ze stak een sigaret op en klaagde over het been dat alsmaar donkerder werd.
Altijd was ze wel iets kwijt: haar telefoon, een pinpas (of de pincode) en haar sleutels. De maatschappelijk werker belde voor haar met instanties. Zelf sprak ze met een zwaar Duits accent, mensen verstonden haar niet en hingen op.
De schulden waren veel hoger dan de maatschappelijk werker dacht. Een enorme huurachterstand was ontstaan, gek genoeg had de woningcorporatie dat eerst niet in de gaten. Er was ook iets met een auto die ooit op haar naam had gestaan.
De maatschappelijk werker schakelde een bewindvoerder in. Die trof met enkele partijen een afbetalingsregeling, waarna zich nog veel meer schuldeisers meldden, want zodra je met aflossen begint komen ze als haaien op je af.
De woningcorporatie dreigde met uitzetting, dat gaf veel stres. Een huisarts constateerde in oktober dat het been van mevrouw S. bijna zwart was, ze moest meteen naar het ziekenhuis. Vijf dagen later, op 25 oktober, was ze dood.
Van het verleden van mevrouw S. weet de maatschappelijk werker eigenlijk niets. Behalve dan dat ze uit West-Berlijn komt, en vermoedelijk daar al met heroïne begon. Het blijft onduidelijk wie het ooit jonge, onschuldig meisje was.
*
Ik zeg dat er een man in de keuken van de woning staat. Dat kan niet, zegt de maatschappelijk werker, de Polen zijn nog onderweg. We lopen naar het huis, de man met de lange dreads is nog steeds in de keuken.
Wel potverdorie, het is inderdaad één van de Polen. De huisschilder, hij noemt zich Bobo. Geërgerd rammelt de maatschappelijk werker met de brievenbus.
Bobo doet open, met vuurrood gezicht. We stappen naar binnen, de chaos in. Bobo spreekt geen Nederlands, zijn Engels is erbarmelijk. De maatschappelijk werker spreekt geen Pools, zijn Engels is verre van perfect maar hij weet duidelijk te maken dat het geen stijl is om ons te laten wachten terwijl ze gewoon thuis zijn.
Bobo snapt er niets van, hij is de hele dag al thuis, alleen. De andere Pool, de bouwvakker met wie de maatschappelijk werker belde, voert die klus helemaal niet met hem uit, het is een raadselachtig misverstand.
In de huiskamer gaat de maatschappelijk werker op het bed zitten waar mevrouw S. tot voor kort in sliep. Ik installeer me op de enige stoel, naast een wanordelijke tafel.
De maatschappelijk werker vraagt hoe het met de katten is. Goed, zegt Bobo, en wijst op een schaaltje met voer. Een van de katten komt tevoorschijn en springt op mijn schoot.
De Polen moeten de katten zien te vangen, dan kan de maatschappelijk werker hen naar het asiel brengen. Daarna dienen de Polen de woning te verlaten, sowieso mogen ze hier niet zijn.
De maatschappelijk werker vraagt om de sleutel, Bobo zegt dat hij geen sleutel heeft. Er is maar één sleutel, en die heeft de bouwvakker. Maar hij neemt z’n telefoon niet meer op. De maatschappelijk werker heeft er genoeg van en gaat er vandoor.
*
Bobo neemt nog een slok uit de fles. Ik vraag me af hoe ik hem in vredesnaam duidelijk kan maken wat De Eenzame Uitvaart is. Ik besluit een Poolse vriendin te bellen, ze woont in Plymouth, gelukkig neemt ze op.
In het Pools verklaart ze het initiatief, Bobo vindt het mooi. Kan hij misschien iets vertellen over mevrouw S.? Want er moet een gedicht komen voor haar, en een verslag.
Bobo zegt dat ze van tekenen hield. Hij raapt enkele schetsen van bloemen op van de vloer, ergens moet ook nog een schildersezel staan met een of ander onvoltooid natuurtafereel.
Mevrouw S. schilderde ook op de muren, constateer ik. Weelderige stillevens zijn op het gescheurde behang naast haar bed ontstaan. Bobo zegt dat ze veel van dieren hield, in de sloot hier achter voerde ze eendjes.
Ineens heeft Bobo genoeg van het gesprek, zijn goede humeur slaat radicaal om. Hij raaskalt en zwaait met zijn enorme vuist, ik schrik me een ongeluk. De Poolse vriendin zegt dat ik weg moet gaan.
*
Twee dagen later, zaterdag, ga ik terug naar het bloemkoolwijkje. Ditmaal met Erik Lindner, een grote, stevige dichter. Ik moet ook muziek uitkiezen, in de consternatie vergat ik Bobo te vragen waar mevrouw S. naar luisterde.
Kort spreken we de buurman. Hij zegt dat mevrouw S. graag leren broeken droeg. De buurman hoorde vaak geschreeuw en gebonk, een van de Polen lag op een keer bewusteloos op straat.
De buurman hoopt dat ze snel zullen verdwijnen, hij is de overlast spuugzat. In de achtertuin zou zich een wietplantage bevinden, en nu zijn er weer vage types op bezoek.
De vage types zijn vrienden van de Polen. In de volgepakte voortuin zijn ze bezig met een fiets. Om de band van de velg te krijgen gebruiken ze een lepel. We kunnen gewoon naar binnen lopen, de voordeur staat open.
In het halletje met de ingetrapte deur roep ik Bobo, hij komt de trap afgestommeld. De bouwvakker komt tevoorschijn uit het toilet waar de Nederlandse partner van mevrouw S. werd aangetroffen.
De bouwvakker heeft een platte neus met een snee erin. Hij ruikt naar drank en doet achterdochtig. Hij snauwt dat we maar rock ’n roll voor haar moeten draaien.
Bobo weet duidelijk te maken dat mevrouw S. af en toe op de gammele piano in de woonkamer speelde. Ze pingelde maar wat, het was zelfverzonnen. De bouwvakker neemt een dreigende houding aan, ik ga achter Lindner staan, die opmerkelijk kalm blijft. We gaan er vlug vandoor.
*
Ik spreek nog met de moeder van de overleden Nederlandse partner. Ze is 86 maar nog zeer goed bij de tijd. Ik spreek ook met de zus, die in Lelystad woont.
Ze vertellen dat hij inderdaad doctorandus in de scheikunde was. Hij werkte bij Shell en zou een bepaalde machine hebben ontwikkeld voor een kippenslachterij.
Zijn leven verliep voorspoedig, tot de vrouw, met wie hij net was getrouwd, aan kanker overleed. Vanaf dat moment, 1993, ging het bergafwaarts. Hij greep naar de fles en verloor zijn baan.
In de oude melkwinkel van zijn grootouders in de Amsterdamse Czaar Peterstraat opende hij een telefoonwinkel die het verkeerde publiek aantrok. Op een dag liep mevrouw S. daar binnen.
Een tumultueuze relatie ontstond. Mevrouw S. trok bij hem in, voor ze naar Landsmeer verhuisden woonde hij in Amsterdam-Noord. Hij was ontzettend verliefd op haar, andersom was dat wat minder.
Nog regelmatig sliep mevrouw S. bij een vaste klant die zich opwierp als suikeroom. Volgens de moeder en de zus was ze enorm dominant, en hij liet alles maar gebeuren.
Als ze boos op hem was moest hij in de tuin gaan zitten. Op een keer liep hij bloedend door de supermarkt: ze had uitgehaald met een stuk glas omdat hij niet vlug genoeg drank voor haar was gaan halen.
Ze sliep graag uit, ook toen ze postbode was, en vooral als het kou was en regende. Dan stapte hij maar weer op haar bezorgfiets. De moeder en de zus vinden het onbestaanbaar dat ze hem zo lang op de toilet heeft laten liggen toen hij onwel werd.
*
De Polen komen naar de uitvaart, de maatschappelijk werker is er ook. Direct begint hij over de katten, met tegenzin overhandigt de bouwvakker hem ten slotte de sleutel.
In de kapel van begraafplaats St. Barbara laat ik eerst An Ending van Brian Eno voor mevrouw S. spelen, als Lindner zijn gedicht heeft voorgelezen de Romanze uit Clara Schumann’s piano concert in A-mineur.
De bouwvakker brult, we schrikken ervan. Hij wil dat de kist wordt opengemaakt, ik zeg dat dat niet kan. Bobo heeft een een glazen katje meegenomen, dat mag mee de grond in.
Bij het graf wordt de bouwvakker opnieuw emotioneel. Hij trekt een van de dennentakken los die de graflift camoufleren en werpt die op de zakkende kist. Hij wankelt en valt net niet in het gat.
Joris van Casteren.
Ik heb m’n hele leven bij de politie gewerkt en zoals Joris zo’n leven en alles daaromheen geweldig goed beschrijft/omvat doet mij alles wat ik op dit gebied hebt meegemaakt weer ruiken, horen en proeven.
En dat is heel knap. Pet af Joris. Ga hier mee door.
❤️