Eenzame uitvaart #296, verslag

Vrijdag 9 mei 2025, 10:00 uur
begraafplaats St. Barbara, Amsterdam
Dichter van dienst: Tomas Lieske
Auteur verslag: Joris van Casteren

Go

Enkele dagen voor de uitvaart van meneer S., een 69-jarige kluizenaar zonder nog levende familieleden, zoek ik in de straat waar hij sinds 2017 een benedenwoning huurde, naar een hoogzwangere mevrouw.

Ze had de schichtige bewoner, een morsige man die zich zelden buiten waagde, Rotterdammer van geboorte, al maanden niet meer gezien. De lange bruine gordijnen van het huis in de Amsterdamse Staatsliedenbuurt bleven gesloten. Er brandde nooit licht, in de vensterbank lagen vliegen.

Ongerust belde ze op vrijdag 4 april de politie. De hoogzwangere mevrouw was de enige die naar hem omkeek, misschien weet ze meer van hem. Ze woont ook ergens in De Wittenstraat, maar waar?

*

Na haar melding kwamen de agenten tamelijk snel. Ze belden aan en bonsden op de ramen. Ze keken door de brievenbus, een berg ongeopende post en een oude fiets versperden de hal.

De voordeur zat niet op slot, hij ging eenvoudig open. In de woonkamer troffen ze tientallen verhuisdozen aan, gevuld met spullen die nooit waren uitgepakt. Er lag niets op de vloer, de agenten liepen op het kale beton.

Meubilair ontbrak, dat was ook al zo gek. Geen tafels, stoelen of banken, geen televisie of stereo-installatie. Slechts twee oude kasten, midden in de kamer, gevuld met oude rommel.

Overal sigarenstompjes, de kale vloer was één grote asbak. Vergeelde muren en plafonds. Ergens stond een vrij nieuwe prullenbak, er zat geen afval in, dat lag ernaast.

In de keuken stuitten ze op een bureau met een computer die het al een hele poos niet meer deed. Op het fornuis stond een zwarte pan met de restanten van een nooit geconsumeerde maaltijd.

Het lichaam lag in wat je de slaapkamer zou kunnen noemen, op een veel te klein matrasje. Ook hier onuitgepakte verhuisdozen en sigarenstompjes op het beton.

De technische recherche kwam erbij. Het lichaam lag er al geruime tijd, toch konden de specialisten ten slotte, mede dankzij de volle witte baard, vaststellen dat het inderdaad meneer S. betrof.

De schouwarts vermoedde hartfalen, van doodslag of moord was geen sprake. Netjes werd het overschot in een zak gedaan en afgevoerd. Een reinigingsdienst van de woningbouwvereniging strooide een kalkachtige substantie op de afdruk die meneer S. had achtergelaten.

*

Ik bel aan bij het huis links van de woning. Rechts bevindt zich de berging van een wooncomplex met acht adressen dat feitelijk over het huis van meneer S. is heen gebouwd.

Een wat oudere mevrouw doet open. Ze spreekt met een Brabants accent en is duidelijk niet zwanger. Ze weet dat er pal naast haar iemand lange tijd heeft doodgelegen, de agenten die op 4 april ‘massaal’ toestroomden vertelden haar dat. ‘Het was die dag erg lastig met parkeren.’

Het nieuws over de dode verbaasde haar enorm want ze dacht dat het pand leeg stond. Nooit heeft ze er iemand naar binnen of buiten zien gaan; zelf woont ze er al ruim vijf jaar.

Haar achtertuin is fatsoenlijk onderhouden, ik mag het wel komen kijken. Regelmatig zit ze hier op het keurige, bloemrijke terras. De tuin ernaast is een jungle zoals ik kan zien, tussen de brandnetels en bramenstruiken ligt onder meer een kapotte toiletbril.

Ze dacht dat de woning opgeknapt ging worden, al duurde dat dan inderdaad wel erg lang. Binnen hoorde ze ook nooit iets. ‘Geen hond, poes, kanarie of wat dan ook.’

Als ze wist dat er wel degelijk iemand woonde was ze zich trouwens ook niet zomaar gaan opdringen, tekent ze aan. ‘We zitten hier allemaal zo dicht op elkaar, je moet de privacy ook een beetje kunnen respecteren.’

Het is verschrikkelijk dat meneer S. zolang naast haar heeft gelegen. Maar misschien was het ook wel een beetje zijn eigen schuld. Hij had bijvoorbeeld best ‘bij een clubje’ kunnen gaan. ‘Ik doe bijvoorbeeld badmintonnen.’

Vorige week overleed een kennis van haar. Die wordt op dezelfde dag begraven, maar dan in Hilversum. Anders was ze misschien toch wel even gekomen. ‘Nu heb ik toch zoiets van: sorry, maar mijn kennis gaat voor.’

Een hoogzwangere mevrouw kent ze overigens niet. Misschien is het iemand uit het wooncomplex.

*

De centrale voordeur van het wooncomplex staat open, ik kan zo naar binnen. Langs de bergingen ga ik de trap op en bel aan bij het huis dat zich boven de woning van meneer S. bevindt. Een vriendelijke jonge vrouw doet open, hoogzwanger is ze niet.

Het is donker bij haar binnen. ‘Ik heb een lichte hersenschudding,’ verklaart ze. Met Pasen zat ze in een stadsbus die plotseling hard remde. Haar hoofd sloeg tegen zo’n ijzeren staaf met een stop-knopje, een stukje van haar tand brak af.

Anders dan de Brabantse wist ze wel dat er iemand onder haar woonde. Nooit sprak ze de man met z’n tamelijk omvangrijke gestalte, hooguit groette ze besmuikt. Soms zag ze hem het huis verlaten. Hij had een fiets die hij binnen stalde maar de laatste jaren ging hij altijd te voet.

Toen ze de woning betrok, een jaar of zes geleden, was er een probleem met een bepaalde ventilatiebuis. De monteur moest toen ook even bij meneer S. naar binnen. ‘Het stinkt daar enorm naar sigaren,’ zei de monteur tegen haar. En overal stonden onuitgepakte verhuisdozen.

Het ventilatieprobleem was verholpen. Met als gevolg dat de sigarenlucht nu plotseling ook in haar huis ruikbaar was, vooral in de douche. Ze wilde meneer S. er op aanspreken maar durfde niet goed: misschien was het roken van sigaren z’n enige pleziertje.

Afgezien van de sigarenlucht had ze op geen enkele manier last van hem, agressief was hij totaal niet. Hij leek een beetje op de kerstman. ‘Een kerstman met een scheefgezakt linkeroog,’ zegt ze.

Altijd droeg hij dezelfde spijkerbroek, hetzelfde shirt dat ooit wit was, dezelfde afgetrapte extra brede schoenen en dezelfde dikke grijze winterjas, zelfs bij hoge, zomerse temperaturen.

Een paar maanden geleden was de sigarengeur als bij toverslag verdwenen. Ze dacht dat hij gestopt was met roken. Na een poosje kwam er een andere, weeïge lucht voor in de plaats. Ze dacht dat er iets met haar afvoer was en strooide een ontstoppingsmiddel in het doucheputje.

Het is allemaal heel zielig en naar. Vanwege de hersenschudding zal ze helaas niet naar de begrafenis gaan. Volgens haar is niemand in het complex zwanger. Misschien is het iemand van de overkant.

*

Als ik de straat oversteek wenkt een magere man vanuit zijn portiek. Hij spreekt op fluistertoon, vanwege een gaatje in zijn keel. Ik ga dicht bij hem staan om te horen wat hij zegt.

De hoogzwangere mevrouw blijkt naast hem te wonen. ‘Ze is druk bezig met bevallen,’ fluistert hij, een vinger op het gaatje. Een raar idee dat de dood al die tijd zo nabij was terwijl zij leven schenkt.

Ze kende meneer S. niet, de magere man met het gaatje in zijn keel weet het zeker, want niemand kende hem. Zelf woont hij hier al dertig jaar. Hij noemt meneer S. ‘die stinkerd’ en ontweek hem liefst een beetje.

Toevallig weet hij wel dat meneer S. vroeger naar buurthuis Ons Genoegen ging, om er het bordspel ‘go’ te spelen.

*

Ons Genoegen bevindt zich in de Jordaan. De go-spelers zijn er niet als ik het zaaltje betreed, maar ik kan wel even spreken met degene die verantwoordelijk is voor het ‘bordspelgebeuren’.

De verantwoordelijke, een man met vuurrood haar, kan zich meneer S. nog wel herinneren. Hij was een van de betere spelers, regelmatig nam hij deel aan toernooien.

Een oud overzicht komt tevoorschijn. Daar blijkt onder meer uit dat meneer S. in het voorjaar van 1991 negende werd op het prestigieuze Keizer Kareltoernooi in Nijmegen. In 2005 veroverde hij de vierde plek tijdens een internationale go-wedstrijd in Brussel, de heersend wereldkampioen was daar toen ook.

Al geruime tijd komt meneer S. niet meer bij Ons Genoegen. De bordspelverantwoordelijke weet ook niet waarom. Hij zal navraag doen bij twee oudere leden die meneer S. goed zouden hebben gekend.

*

Twee dagen later tref ik de oudere leden in het zaaltje. De één is klein, de ander juist opmerkelijk lang. Ze willen best wat over meneer S. vertellen maar eerst dienen de spelregels van go, die ik lang geleden ben vergeten, opnieuw aan mij te worden uitgelegd.

Ik weet intussen, iemand van het Rotterdamse stadsarchief heeft dat uitgezocht, dat de vader van meneer S. timmerman is geweest, zijn moeder was ‘huisvrouw’. Meneer S. had een oudere broer die later wiskundeleraar werd.

De broers, beiden zeer goed in rekenen, trouwden niet en kregen geen kinderen. Volgens de oudere leden was meneer S. totaal niet geïnteresseerd in ‘het andere geslacht’.

‘Vanwege dat scheve oog en zijn flinke gewicht kwam hij waarschijnlijk niet erg aantrekkelijk op vrouwen over,’ zegt de kleine. ‘Het was een betweter, niet iemand die je lang om je heen kon hebben,’ zegt de lange.

*

Na een studie natuurkunde was meneer S. een tijdje als sportvisser actief. In 1977 ving hij op Gran Canaria een geelvistonijn van 117 kilo, een Rotterdamse krant schreef er een stukje over.

Niet lang daarna kwam hij vreemd genoeg bij de promotieafdeling van de Landelijke Vereniging tot Behoud van de Waddenzee terecht, waar men vermoedelijk geen weet had van zijn vroegere hobby.

De promotieafdeling wilde een voorlichtingscentrum laten bouwen, om het Nederlandse publiek bewust maken van het kwetsbare gebied. Het voorlichtingscentrum zou op een ponton in de Waddenzee geplaatst kunnen worden.

Het spectaculaire plan, gelanceerd in 1985, veroorzaakte zoveel ophef onder de eigen achterban, die meenden dat de bouw van een ponton en de aanwezigheid van vele bezoekers niet bijdroegen aan behoud van de Waddenzee, dat de promotieafdeling per direct werd opgeheven.

Meneer S. ging de automatisering in. Hij kwam in dienst bij de Nederlandsche Instrumenten- en Electrische Apparatenfabriek (Nieaf), een elektrotechnisch bedrijf in Utrecht. Daar specialiseerde hij zich in de ontwikkeling van veilingklokken.

Deze klokken, onder meer in gebruik op de bloemenveiling in Aalsmeer, werden aangestuurd met speciale software. Met zijn team zorgde meneer S. ervoor dat ze ook op afstand konden worden bediend, een revolutionaire ontwikkeling die de ouderwetse manier van bieden – met z’n allen schreeuwend en bordjes omhoogstekend in een zaaltje – overbodig maakte.

*

In 2001 overleed de broer, toen hij een college over intervallen gaf. Datzelfde jaar werd Nieaf, al een poosje verlieslijdend, ingelijfd door Stukton Systems.

Strukton, dat opdrachten uitvoert voor ProRail, was niet geïnteresseerd in veilingklokken. De programmeurs moesten een programma ontwikkelen waarmee de vele wisselstoringen die het treinverkeer plaagden, beter voorspeld konden worden.

Meneer S. hield niet van veranderingen, wissels vond hij maar saai. Bij Strukton Systems waren ze kritisch op hem, hij lag niet goed in de groep. Ze meenden dat hij er met zijn ongekamde haar en slonzige kleding onvoldoende representatief uitzag.

In 2004 vond een ontslagronde plaats, hij was een van de eersten die konden vertrekken. Woedend was hij erover. Het afdelingshoofd, een zekere Wim, kreeg de volle laag.

*

Meneer S. was 49, hij solliciteerde nog wel maar werd nergens aangenomen. Hij stortte zich volledig op het spelen van go, werd zo fanatiek dat het bij Ons Genoegen spanningen teweeg bracht. ‘Als iemand lang deed over een zet kon hij ongenadig uit z’n slof schieten,’ zegt de lange.

Na een incident waarbij hij een spelbord omver kieperde werd hem de toegang ontzegd. ‘Vanaf dat moment speelde hij alleen nog online,’ zegt de kleine, die hem op internet nog een poosje volgde.

Intussen was meneer S., na een conflict met zijn vorige huurbaas, naar de woning in De Wittenstraat verhuisd. Het liefst was hij nergens meer, de verhuisdozen bleven onuitgepakt.

Hij werd een soort pilaarheilige, maar dan zonder publiek. De woning veranderde in een sterfhuis, bij de artsenpraktijk waar hij stond ingeschreven kennen ze hem niet. Niemand kende hem, alleen administratief was hij nog in leven.

*

Begraafplaats St. Barbara, vrijdagochtend 9 mei. Met Tomas Lieske, dichter van dienst, wacht ik op de rouwauto. In de kapel zal ik onder meer Kol Nidrei van Max Bruch voor meneer S. laten spelen.

De go-spelers zijn niet gekomen, met het omver kieperen van het spelbord was hij veel te ver gegaan. Als de kist naar binnen is gedragen arriveert een meneer op een ov-fiets, onzeker komt hij op ons af.

Het is een oud-collega van Nieaf, het bedrijf van de veilingklokken! Met meneer S. kwam hij bij Strukton Systems terecht, die door Team Uitvaarten van de gemeente Amsterdam van het overlijden op de hoogte zijn gebracht.

De oud-collega kende meneer S. niet zo goed, maar hij zat een keertje bij hem in de auto, die niet lang daarna in de kreukels zou zijn gereden, toen ze bij Woerden een aantal wissels moesten inspecteren.

Er leek toen iets van een band te ontstaan. Maar tijdens de ontslagronde beschuldigde meneer S. hem van verraad. Hij mocht alleen maar blijven omdat hij ‘aanpapte’ met Wim, het afdelingshoofd.

Die beschuldiging klopte eigenlijk wel, vertelt de oud-collega als we de kist naar het graf hebben gebracht, hij had inderdaad aangepapt met Wim. Hij werkt nog steeds bij Strukton Systems, al die jaren zat het hem dwars.

Hij had meneer S. nog eens proberen op te sporen, om het uit te praten. Maar die leek van de aardbodem verdwenen.

Joris van Casteren.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *